met een te dunne schaal waardoor
broedsels mislukten. Steenuil was tot
zeker 1977 - ergens in het dak -
jaarlijks broedvogel. Op een stalen
nokbalk broedde van 1989 t/m 1991
jaarlijks 1 koppel torenvalken. Verder
bood deze fabrieksruïne gelegenheid
aan zwarte roodstaart, kauw, witte
kwikstaart, spreeuw, huismus,
boerenzwaluw, grauwe vliegen
vanger, koolmees en winterkoning.
Al op het eind van de jaren zeventig
werden in het toen reeds sterk
verruigde rietland blauwborsten
gevonden. De meeste jaren betrof
het 1 zangpost niet ver westelijk van
de Hoge weg. In 1993 werd op een
avond in dit stukje 5 zangposten
gelokaliseerd. Bovendien leverde die
avond zangposten op van rietgors
(8), kleine karekiet (13), rietzanger
(1), grasmus (2), winterkoning (1),
gele kwikstaart (4), bosrietzanger (3),
kneu (2), merel (1), graspieper (2) en
een alarmerende waterral.
Waterrallen zijn overigens nagenoeg
jaarlijks gehoord in de periode 1970-
85. Bosrietzanger is reeds jaren lang
een trouwe gast met 3-5 territoria. Hij
kan op trek opmerkelijk talrijk zijn
zoals eind mei 1981 toen maar liefst
27 zangposten werden geteld op een
zwoele avond. Een rietvogel die, net
overal elders in de streek, is ver
dwenen is de snor. Tussen 1967 en
1977 viel er gedurende de nachtelijke
uren altijd wel een zangpost te
beluisteren. De cetti zanger was er
eenmaal, in 1977, broedvogel.
Andere vogels waarvan in de loop
der jaren zangposten zijn gevonden
zijn vink (1980, 1981), tjiftjaf (1986,
1993, 1995), heggemus, matkop
(1981), spotvogel (1995), roodborst-
tappuit (1986, 1991, 1992), ringmus,
patrijs en kwartel (1970, 1975, 1977,
1979, 1980, 1981, 1993). Meerkoet,
wilde eend, waterhoen zijn met 5-10
paren broedvogel en in 1989 en 1995
een paar knobbelzwaan (E.Taelman,
A. de Kind). In 1982 had een grote
bonte specht z'n nestholte uitgehakt
in een van de populieren (die thans
zijn verdwenen). Van de vergaande
verruiging gedurende de jaren tachtig
profiteerde niet alleen de blauwborst
doch ook de koekoek: 3 territoria in
1984.
Weidevogels waren voor de aanleg
van de rijksweg talrijk zonder dat
exacte aantallen zijn. Tureluur
broedde met meerdere paren in
Berchemse en Papalekreek vooral in
de hoek gevormd door Absdaalse
weg en Steensedijk; kievit met vele
tientallen. In 1969 werden in de Ber
chemse kreek minstens 12 paar
kievitten vastgesteld. In 1984 waren
dat nog 3. Van de Papalekreek is
meer bekend: Tussen 1971 en 1975
jaarlijks 4-7 paar en in de periode
1979-84 meestal 3. De scholekster is
bekend sinds 1973 als niet-jaarlijkse
broedvogel. In 1974 was er waar
schijnlijk een broedgeval van
slobeend in de kreek (Buise et al
1985).
Ook buiten de broedtijd zijn er
vogels aanwezig doch hierover zijn
weinig gegevens beschikbaar. Tot in
de jaren zeventig werd het drasse
stukje kreek bij de vlasfabriek
regelmatig bezocht door enkele
tientallen watersnippen en
wintertalingen. Toen er nog vlas werd
gestuikt zaten hier in de nazomer dik
wijls tapuiten en paapjes op, soorten
die er ook nu nog wel worden gezien.
Het riet biedt gedurende de nazomer
gelegenheid tot slapen voor zowel
gele kwikstaart als witte kwikstaart,
beide soms tot 50 en meer. 's
Winters vertoeven in het riet veel
mezen, roodborsten, heggemussen