Pagina 13 4500 paren in Nederland en in 1990-92 300-6000 (Bijlsma 1993). De Zeeuwse croedvogelpopulatie is vrijwel geheel beperkt tot het oosten van Zeeuwsch- Vlaanderen. Helaas moet worden geconstateerd dat in de jaren tachtig en negentig in vele delen van het land de vervolging terug schrikbarende vormen aanneemt. Als reguliere aaseter is de soort hiervoor extra gevoelig. Snds 1970 worden op en bij het Groot aland nagenoeg jaarlijks vogels waar nomen tijdens maar vooral op het eind van de broedtijd. Vermoedelijk erd in een aantal gevallen overzo- merd. Het merendeel van de waar- riemingen kan echter worden gezien als voorbeeld van dispersie. Op het eind en na de broedtijd zwerven jonge vogels rond tot op grote afstanden van het ouderlijke nest, dus ook tot in gebieden aar geen buizerden broeden. Blijven ;ze jonge vogels in een geschikt gebied hangen dan volgt vaak over-' zomeren alvorens definitieve vestiging optreedt. Dit is een tamelijk karakte- wtiek patroon. Broeden op het Groot tand wordt vermoed vanaf circa 1973 voch kan niet worden bevestigd. Ook bij tere, latere, vestigingen kunnen we rtzelfde patroon waarnemen. Vestigt een koppel zich eenmaal op een bepaalde plaats dan blijft dat territorium - varna, als de vogels met rust worden gelaten, o.h.a. bezet. de loop van de jaren tachtig neemt het aantal overzomerende vogels toe i worden steeds vaker gedurende de oedtijd vogels waargenomen in het hele gewest. Zonder kijf gaat het om overloop van de op dat moment sterk toegenomen populaties in de Ant werpse Kempen en het westen van Noord-Brabant. In 1983 wordt voor het eerst broeden bevestigd en wel bij Clinge. Daarna worden jaarlijks broed- gevallen vastgesteld doch het aantal neemt weinig toe en blijft variëren tus sen de 2 en 4 paren. Pas rond 1990 volgt de periode van sterke groei waarin we ons thans bevinden. Telde men in 1990-91 ongeveer een tiental territoria (zestal met broedende paren), in 1994 werden bijna 30 territoria gevonden met in minimaal 18 broedende paren. Opmerkelijk is dat de soort in het meer opene westen van Zeeuws-Vlaanderen nog geen vaste voet heeft gekregen, terwijl in het oosten wel in soortgelijke landschappen wordt gebroed. Tot nu toe is geen enkel broedgevai gemeld. Overzomeren komt er sinds kort wel voor. Naar verwachting zal de buizerd zich in de streek verder uitbreiden. Niet alle geschikte gebieden zijn al bezet. Bovendien komen de komende decen nia vele hectaren beschikbaar als de bosaanplant daterend uit de jaren zes tig en zeventig op leeftijd komt. De meeste territoria worden van het begin af aan gevonden in de zand streek rondom Hulst en langs de rijks grens. Dit heeft stellig te maken met de aanwezigheid van relatief veel geboom te, weiland, bospercelen en restanten van kleinschalig landschap met elemen ten als bomenrijen, bosjes, heggen etc. verder lijkt er uitwaaiering vanuit de

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1996 | | pagina 15