DE TORENVALK als broedvogel in Oost Zeeuws Vlaanderen in 1994 door M.A. Buise Tussen 1972 en 1988 werd in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen een groot aantal nestkasten voor torenvalk opgehangen en jaarlijks gecontroleerd. Bovendien werden - niet gericht - gegevens verzameld over wildnesten. Over al deze jaren werden verslagen gepubliceerd in De Steltkluut. Daarna verwaterde dit onderzoek, deels uit tijdgebrek en deels met opzet. Het werd zinvoller geacht om meer energie te steken in kwetsbare soorten als steenuil en kerkuil. De streek hing vol met nestkasten en het aanbod aan kraaie- en eksternesten was drastisch vergroot. In 1988 broedde de helft van de populatie - geschat op 60-70 paar - in natuurlijke nesten (Buise 1995). De toestand van het nestkastenbestand werd echter bijgehouden dankzij inspanningen van leden van de werkgroep landschapsonderhoud- /bomen. Ook werd nog enige jaren lang een aantal jongen geringd. Sinds een paar jaar worden in toenemende mate kasten opgehangen door particulieren en met name fruittelers, dit in verband met het verkrijgen van een keurmerk ten behoeve van de export van fruit naar Duitsland. In de loop van de jaren negentig werd weinig aandacht besteed aan he broedvogelvoorkomen van de torenvalk, Alleen de deelgebieden Midden-Zeeuws Vlaanderen en om-geving Hulst werden jaarlijks - meer of minder volledig - op territoria geïnventariseerd. In 1994 werd binnen de vogelwerk groep afgesproken om broedende roofvogels te inventariseren; de toren valk was facultatief. Ongeveer de helft van de streek werd volledig op het voorkomen van de torenvalk geïnventa riseerd. Naar nesten werd niet specifiek gezocht. Veelal werd volstaan met het bepalen van territoria. Diverse kasten werden gecontroleerd doch alleen op het voorkomen van torenvalk. Andere bewoners of leegstand werden niet doorgegeven. Van het minder goed geïnventariseerde deel werden gegevens verkregen door middel van een telefonische enqute. Vooral van de nestkasten werden op die manier veel gegevens verzameld, ook van voor gaande jaren. Besloten is daarom in de nabije toekomst over de jaren 1989 t/m 1993 alsnog een verslag samen te stel len. Ook de oude verslagen t/m 1987 zijn dringend aan herziening toe daar in de loop der jaren veel aanvullende infor matie is verkregen met name over wild nesten en territoria. Een populatie bestaat niet alleen uit to broeden komende paren maar ook die niet tot broeden komen en uit solitaire vogels, We beschikken voornamelijk over voldoende gegevens met betrek king tot de eerste twee categorieën. Tot nu toe (okt 1995) zijn 102 territoria doorgegeven. In 83 van deze territoria werd met zekerheid broeden vast gesteld. De indruk bestaat dat minder dan de helft van het aantal broed gevallen zich voordeed in nestkasten Daarvan hangen er naar schatting ruim 100. In deelgebieden met weinig hoge bomen - zoals het uiterste oosten na de massale kaalkap op het eind van de jaren tachtig - broeden meer vogels in

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1996 | | pagina 26