kiekendieven. Geruime tijd bleef de populatieomvang stabiel tussen de 30 en 35 paren. De oostzeeuwsvlaamse populatie maakte in 1982-87 bijna 20% uit van de totale Deltapopulatie die op 165-185 paren werd geschat (Meininger e.a. 1995). In de periode 1988-91 is opnieuw sprake van een toename binnen de Delta tot circa 270 broedparen (Meininger e.a. 1995). In enkele jaren tijd worden althans in onze streek ook kleine rietvelden bezet. Incidenteel doen zich broedgevallen voor in graanvelden zoals in 1991 in de Dekkerspolder (Meininger 1992). In Saeftinghe verdubbelt de populatie zich van ca. 6 in de jaren tachtig tot 12 in de beginjaren negentig. Ook hier wordt met kleinere rietvelden genoe gen genomen dan voordien. De stand leek zich opnieuw te stabiliseren op circa 50-60 paren in 1991-93. Onverwachts blijkt in 1994 opnieuw een aanzienlijke toename binnen oostelijk Zeeuws Vlaanderen. Binnen dijks worden 54-58 broedparen geregistreerd en buitendijks - in Saeftinghe - een rekordaantal van 17. Dat laatste betekent een dichtheid van 0.6/1 OOha. Helemaal reëel is deze gepresenteerde toename niet, althans voor het binnendijkse. In 1991 en 1994 werd het dekzandgebied ten zuiden van de fortengordel letterlijk uitgekamd op het voorkomen van o.a. deze soort. Het resultaat was dat alleen al in dit gebied - in allerlei vaak minuscuul kleine rietrestanten - maar liefst 7 (1991) en 11 (1994) broed paren werden ontdekt. In andere jaren werden in die hoek slechts 2 (1990), 4 (1992) en 2 (1993) broedparen gemeld. Indien andere stiefmoederlijk bezochte delen van de streek - polders Lamswaarde /Vogelwaar de/Hengstdijk en Kop Ossenisse - wat meer belangstelling kregen kun nen aantallen navenant stijgen. De populatiegrootte in oostelijk Zeeuws Vlaanderen wordt voor 1994 daarom geschat op zeker 75-80 paren. Dit betekent ten opzichte van het voor gaande jaar - op soortgelijke wijze geschat op ca. 60 paar - een reëele toename van bijna 30%. Net «als de buizerd staat de bruine kiekendief bloot aan toenemende illegale vervolging. Afgelopen jaar werden 2 gevallen bekend, beide nabij Zuiddorpe: 1 geval van vergiftiging en 1 waarschijnlijk geval van afschot (Castelijns 1995). Literatuur: Buise M.A. 1977. Het Groot Eiland centraal... De Stettkluut Temeuzen. Castelijns H. 1995. Roofvogelvervolging in Zeeuwsch-Vlaanderen. De Steltkluut 25: 16-18. Jtfrgensen H.E. 1985. Bestandsudvikling, habitatvalg og ungeproduktion hos Rtkfulg Circus aeruginosus 1971-83. Dansk Om. Foren. Tidsskr. 79: 81-102. Maebe J. H. van der Vloet, 1956. De Avifauna van het Verdronken land van Saaftinge. De Giervalk 46: 151-190. Meininger P.L. 1992. Kustbroedvogels in het Deltagebied 1979-92. RIKZ Middelburg. Meininger P.L., C.M. Berrevoets R.C.W. Strucker 1995. Kustbroedvogels in het Deltagebied in 1994 met een samenvatting van zestien jaar monitoring 1979-1994. RIKZ Middelburg. Middelman G. J.E.J. Veldhuyzen 1948. Beschrijving van vogels en planten van het 'Groot Eiland' (Ned), rapport, ongepubliceerd. SOVON 1987. Atlas van de Nederlandse Vogels. Sovon Arnhem. Sponselee G.M.P. M.A. Buise 1975. Avifauna van Oostelijk Zeeuws-Vlaanderen. Den Boer Middelburg.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1996 | | pagina 18