Voor zover bekend - uit de spaarzame gegevens uit het verleden - was de boomvalk al in de jaren veertig zeldzaam. Meerdere gedocu menteerde broedgevallen zijn er alleen maar van het Groot Eiland - een van de weinige gebieden waar wel eens een vogelaar op af kwam: tussen 1940 en 1962 waarschijnlijk jaarlijks 1-3 paar. Mogelijk kwamen ook daarna nog nu en dan boomvalken tot broeden zoals in 1070 en 1976 (G, van Avermaet in brief). Het enige andere gedocumenteerde broedgeval uit de streek dateert uit 1957 bij Hoofdplaat. Verder zijn er 2 eenmalige waarnemingen uit het broedseizoen van 1972 op geschikte lokaties (Plaatje Axelse kreek en Maristenbos Hulst). Omtrent de situatie voor 1940 kunnen we slechts gissen. Lippens vernoemt de soort niet in z'n brieven over het Groot Eiland m.b.t. de jaren twintig en dertig maar hij kon - zoveel jaren later - slechts een vaag beeld geven over de situatie toen. Een feit is dat de streek met name voor W.O. I zeer rijk was aan oud hoogopgaand geboomte (iepen) dus aan nestbomen geen gebrek. De belangrijkste nest leverancier van de soort - de zwarte kraai - werd echter fel vervolgd en kwam dientengevolge nauwelijks voor. Sinds 1970 neemt de boomvalk in delen van Nederland onmiskenbaar toe. Zo vestigde de soort zich na 1977 in het westen en noorden des lands (SOVON 1987). Tussen 1980 en 1983 deed zich in bosgebieden bij Brugge in West-Vlaanderen een spectaculaire toename voor; gevolgd door een welhaast dramatische afname daarna. De soort is er sindsdien - in een veel lagere dichtheid - broedvogel geble ven. In dezelfde periode vestigde de soort zich terug op Walcheren en Zuid-Beveland na circa 20 jaar afwezigheid. Elders in Nederland wordt het plaatje gekenmerkt door weinig uniformiteit: in delen van Drenthe en Gelderland is er thans afname; op de Veluwe en in Noord- Brabant schijnen de populaties stabiel (Bijlsma 1993). In de laatste avifauna spraken Buise Tombeur (1988) de verwachting uit dat hernieuwde vestiging van de boomvalk in het verschiet ut, lag. Sinds \|B? 1980 werden Jpf in de streek mm vaker vogels opgemerkt gedurende ijjgpl? het broedseizoen niet alleen bij Aardenburg en Sluis (nabij het Brugse) maar ook in het oosten. De mogelijkheid van een incidenteel broedgeval werd niet uitgesloten geacht alhoewel alle waarnemingen eenmalig waren: Hulst (1980, 1986), St. Jansteen (1982), Glinge (1986), Braakmanpolder (1986) en Otheense kreek (1987). Het aantal doortrekkers dat jaarlijks werd waargenomen nam sindsdien opmerkelijk toe. In 1987 wordt het eerste zekere broedgeval ontdekt; er werden 3 jongen grootgebracht. Het jaar daarna zijn op dezelfde plaats weer boomvalken aanwezig maar broeden kon niet worden bevestigd. Wel was er elders in de streek een zeker broedgeval. In 1989 doet zich een toename voor die enigszins verge lijkbaar is met die in de beginjaren tachtig in Noordwest-Vlaanderen: minstens 3 zekere en 2 waarschijnlijke Pagina 19

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1995 | | pagina 21