BROEDVOGELONDERZOEK IN DE WMZ-BOSSEN TE CLINGE METHODE door Wim Wisse INLEIDING In 1985 en 1990 zijn de WMZ-bossen te Clinge geïnventariseerd op broedvogels, dit in nauw overleg met de toenmalige ei genaar, de Watermaatschappij Zeeland. Zoals bekend maakt de WMZ nu deel uit van de Delta Nuts Bedrijven. Aan een der gelijke inventarisatie was behoefte ont staan in het kader van het geleidelijk aan veranderen van de op het gebied rustende hoofdfunktie bosbouw naar natuurbeheer met beperkte rekreatieve mo- gelijkheden. Ook binnen onze vereniging was eigenlijk nog geen volledig broedoverzicht van het gebied bekend. Gezien het unieke karakter, nl. het grootste aaneengesloten naaldbos in Zeeuws- Vlaanderen met daarnaast afwisselend loofhout is de verwachting, dat mede ge zien de reeds beschikbare gegevens, een bijzondere interessante broedvogelavifau- na aangetroffen zou worden, bewaarheid gebleken. Uit de resultaten blijkt dat in het gebied een aantal voor Zeeuws-Vlaanderen unieke, dan wel bijzondere soorten voorkomen. Sommige soorten zijn zelfs elders in de provincie praktisch nergens (meer) te vin den. Van andere, meer algemene soorten wer den opmerkelijk hoge aantallen aangetrof fen. Het is de bedoeling, de specifieke aanwe zigheid per soort in rapportvorm uitgebreid onder de loupe te nemen. Marcel Capello vergezelde mij op enkele tochten in 1985 en 1990. Johan Calle was tijdens een aan vullend bezoek in 1990 van de partij. Lu- ciën Calle en Peter Maas verstrekten waardevolle adviezen m.b.t. het te voeren bosbeheer. Door de welwillende medewer king van de WMZ, in het bijzonder van de terreinopzichter dhr. G. Blaauwendraat, was het goed uitvoeren van de inventarisa ties mogelijk. Het gebied werd voornamelijk tijdens de ochtenduren geteld. Hierbij werd steeds ca. 45 minuten voor zonsopgang begonnen met de tellingen. Steeds werden alle paden afgelopen en waar nodig, een insteek in grotere aaneengesloten percelen ge maakt. De meeste soorten hebben op een bepaald tijdstip van de dag hun grootste (zang)acti- viteit. Daarom is het nodig, alle percelen tij dens deze voorkeursinventarisatietijd minimaal 1 keer of liefst enkele keren te on derzoeken. Zo zingt de Merel meestal niet langer dan een half uur direkt vanaf het ochtendkrieken. Het is niet goed mogelijk om een inzicht te krijgen in het aantal Me rels als deze korte zangperiode voorbij is. Een oplossing wordt gevonden door tijdens de inventarisatie steeds op een andere plaats met de telling te starten, zodat er een gelijkmatig beeld ontstaat van de aanwezi ge Merels. Tijdens het veldwerk werden alle soorten ingetekend op een veldkaart, schaal 1:5000, waarbij via een cijferkode de mate van broedzekerheid werd aange geven. Na het veldseizoen werden alle gegevens van één soort op een soortkaart gezet, zo dat met een oogopslag terug te vinden is waar de betreffende territoria van die soort gevonden kan worden. De gevolgde methode staat bekend als de uitgebreide territoriumkartering; bij de inter- 117

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1991 | | pagina 15