In oktober '84 en april '85 vinden we in de Steltkluut verslagen van de resultaten. Enkele zaken komen hier 9duidelijk nar voren. Het ophangen van torenvalk-kasten was een groot succes: 50 tot 60% van de kasten werd bewoond. Een bewijs dus dat er duidelijk behoefte aan was De steenuil-kasten deden het heel wat minder goed. Slechts een enkele kast werd bezet. Uitgebreide versla gen van Mare staan ons nog te wachten. Toen kwamen echter de problemen. Het opstarten van een projekt is toch vaak iets anders dan de voortzetting ervan. Vooral als niet overal het beoogde resultaat bereikt wordt. Andere problemen kwamen in de loop der jaren op de Steltkluut af met als gevolg dat de voort zetting van het nestkasten-projekt er vaak bij inschoot. Gezien de positieve resultaten was het evenwel zonde zijn om met een en ander te stoppen, vooral nu de toren valk zo duidelijk in aantal vooruitging dankzij deze kunstmatige nestgelegenheid. En zo kwam het dat kasten die jarenlang dienst gedaan hadden langzamerhand gingen verrotten of doorroesten. Dit probleem oppakken was dankbaar werk. Kasten die vervangen dienden te worden, werden door Mare geselec teerd en aan mij doorgegeven. Met af en toe wat timmer werk en de medewerking van enkele hulpvaardige mensen kon en kan nu het kastenbestand op peil gehouden worden. De gebruikte metalen kasten zijn gaandeweg vervangen door kunststof exemplaren van hetzelfde type. Naar ver wachting zullen die langer meegaan; bovendien zijn ze lichter en dus gemakkelijker op te hijsen. Bezetting van dit model is, gezien de eerste resultaten, zeker niet minder dan het metalen model. Wat de steenuil betreft werd in 1989 een hernieuwde poging gedaan met het plaatsen van kasten. Van de 4 geplaatste kasten is er echter nog niet één bewoond. Waar dit aan ligt? Wie het weet mag het zeggen. Een inventarisatie met gebruikmaking van de steenuil lokroep op band leverde Henk Castelijns het resultaat op van niet minder dan 44 territoria in 0.Z.V1. (1990). Ze zitten er dus wel maar waarom maken ze geen gebruik van de kasten? De gedachtengang is altijd geweest als zou de verminde ring van het knotbomenbestand ook een vermindering bete kenen van de steenuilpopulatie. Dat dit niet altijd opgaat, bewijst bovenvermelde inventarisatie. Het gebruikte model lijkt ook niet de reden van afwij zing te zijn omdat landelijk gezien het type wel uitstekend voldoet. Voor de kerkuilen is het nog veel ingewikkelder. Voordat een kast wordt opgehangen moet er duidelijk sprake zijn van een territorium van deze soort (uitwerpselen, braak- ballen). 42

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1991 | | pagina 20