108
doen was, wilde hij weten. Of we eens wilden komen
kij ken?
We kunnen dan door Den Appelonishoek terug om met eigen
ogen te zien wat Lucien vertelde: bij Tazelaar is die
geweldig mooie notenboom gekapt. Niet dat daar dan nog
iets aan te doen is, maar als je nagaat dat die twee
wereldoorlogen en wellicht nog den Belgischen Opstand
heeft meegemaakt En dan omdat hij zogezegd in
de weg stond!
Van tijd tot tijd evenwel pakken we het fietsken en dan
rijden we echt op het gemak een rondje zo langs de
Krommekeet, dwars door den Arnoutpolder, over de Plak-
hoek, langs 't Hof van Tiest en dan zo met een boog
over de Stuifakker en 't Assiekot terug naar Hulst.
In de buurt van de Plakhoek zijn we geboren en getogen.
Daar hebben we leren fietsen; zijn er naar school
gegaan; hebben met macadam de potjes van de telefoon
stukgegooid; pieleneiers gezocht en ander kattekwaad
uitgehaald. We hebben er dat mager paardjen van Rosten
de Koker -nen armen sloeber van nen mens die heel de
streek afreed om met klompen te leuren- meermalen na
een late kermis bij Van Acker op de klavers gezet; dat
loops hondje van Fans Kotte een blikken bus aan zijn
kont gebonden en later hebben we er gevreeën, lang en
uitbundig. Schuin op den drager van de fiets, 't meisen
dicht tegen de gilee, of tegen een boom en vergeten dat
we onzen lichten regenjas droegen. Het viel niet mee om
ze thuis te laten geloven dat dat op Kloosterkermis in
de zwiermolen gekomen was.