DE KLUUT ALS BROEDVOGEL IN OOST ZEEUWS-VLAANDEREN F.K. HAAK G.M.P. SPONSELEE Een verslag onder bovenstaande titel ligt reeds ruim 25 jaar in een la. Waarom Dat weten we niet meer. We bieden het nu ter publicatie aan. Noteer dat de grote spreiding in de aantallen geen kwestie is van onnauwkeurig tellen (verge lijk de derde alinea) maar eerder een gevolg van het feit dat er vijf teljaren in verwerkt zijn (zie naschrift l). We nemen de tekst integraal over zoals ze des tijds is geschreven -met alle feilen en fouten- met als voornaamste doel te laten zien dat nog niet zo heel lang geleden de kluut een vrij gewo ne, binnendijkse vogel was. George Sponselee. De in volgend verslag verwerkte gegevens zijn verzameld gedurende de jaren 1957 tot en met 1961, dit zijn tevens de eerste vijf bestaansjaren van de 0. Zeeuws-Vlaamse Vogelwacht (opgericht juni 1956). De gegevens betreffende Saeftinghe zijn ontleend aan DE GIERVALK 1956 (over 1955) en 1957 (over 1956) aan gevuld met schriftelijke, nog niet gepubliceerde gege vens van de heren Maebe en Van der Vloet over de stand in de daarop volgende jaren. Bij de tellingen werd afgegaan op het aantal alarmerende vogels en daarna werden de nesten opgespoord. Boven dien zijn de meeste terreinen zeer goed vanaf wegen of dijken te overzien, zodat eenvoudig het aantal vogels dat zit te broeden te tellen is. Later in het seizoen werd gelet op het aantal paren met jongen. Nie-t opge nomen zijn de aantallen jonge vogels noch de broedre- sultaten Uit veiligheidsoverwegingen, n.l. om eierverzamelaars geen gids in handen te geven, moeten we de ligging van de terreinen slechts vaag aanduiden en omschrijven. Om dezelfde reden moet een oorspronkelijk bij dit verslag getekende kaart met de diverse terreinen achterwege blijven DE KREKEN. We treffen de kluut als broedvogel aan in de omgeving van ondiepe kreken. Diepe kreken als de Groot Vogel te Hengstdijk, Otheense kreek nabij Terneuzen, Axelse kreek (gedeeltelijk) te Axel, Voorste en Achterste kreek te 153

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1987 | | pagina 11