hun eieren. Dat dit niet altijd zonder risico is, getuigt
het volgende verhaal:
Op 28 mei 1986 ontdekten we in grondwerken voor de aanleg
van de Tractaatweg aan de Axelse Sassing een kolonie oever
zwaluwen. Ter plaatse was de grond over enkele tientallen
meters weggegraven en er was een steile wand ontstaan van.
ca. 3m. hoog. De bodem bestond geheel uit zand, waarschijn
lijk door opspuiting uit het kanaal G-ent-Terneuzen
Ernaast was een lager gedeelte uitgegraven, dat ook na af
loop van de werken met water werd gevuld.
Even verderop de Axelse Kreek met de brede rietkragen.
Een ideaal biotoop voor een oeverzwaluw-kolonie dus.'
Daar we de laatste jaren gewoon waren aan incidentele broed-
gevallen of kleine kolonies, was het deze keer een fantas-;
tische ervaring een kolonie van zo'n 170 nesten te kunnen
tellen. Nu is de moeilijkheid bij deze vogels, dat niet
elk gat in de zandhelling een nestplaats isBroeddrift en
paringsdrang zijn onderdelen van een vast ritueel waartoe
ook het graven van nestgaten behoort. Aan het latere ge
bruik is door krabsporen en het ovaal worden van de nest
opening zichtbaar dat ze ook als vlieggat gebruikt worden.
De nestgaten die deze eigenschappen bezaten zijn daarna
door ons geteld, hetgeen het vorenvermelde resultaat op
leverde
Een dergelijke belangrijke kolonie verdient natuurlijk be
scherming. Er werd contact opgenomen met de mensen die bij
de uitvoering van het werk betrokken waren. In de eerste
plaats was dat de heer Wieles van Rijkswaterstaat, die alle
medewerking gaf om de werkzaamheden zo te regelen dat de
oeverzwaluwen een redelijke kans hadden om hun jongen op
tijd groot te krijgen voordat de dragline er korte metten
mee maakteOok de uitvoerder van de aannemer Jansede
heer Heyboer, was zeer meegaand in z'n opvatting de vogels
te beschermen. Begrijpelijk is evenwel dat een dergelijk
groot werk om financiële redenen niet vertraagd of stilge
legd kan worden voor een kolonie oeverzwaluwen.
En dat is nu juist het tragische bij deze soort, als ze
eenmaal zitten te broeden, gaat alles op de schop.
3-elukkig kon e.e.a. grotendeels zo geregeld worden dat
medio juli het werk werd gestopt wegens de bouwvak. Pas in
ie eerste week van augustus werd verder gegaan met afgraven.
Er zaten toen waarschijnlijk hier en daar nog jonge vogels
in, maar die moeten van het tweede broed geweest zijn en
dus op de trek kansarm.
We vonden dit een mooi voorbeeld van goede wil om toch iets
voor de natuur te doen en we zijn dan ook erg blij met deze
medewerking
Mede n.a.v. deze gebeurtenis hebben we eens nagegaan of er
79