DE KLEINE ZWAAN IN ZEEUWS-VLAANDEREN DOOR HENK CASTELIJNS INLEIDING- De broedgebieden van de Kleine zwaan liggen ten noorden van de poolcircel, voornamelijk in de toendra,zone van Noord-Rusland en Noorwest Siberië, Gemiddeld broedt in Rusland 1 paar per 20C0 ha. De westelijke broedpopulatie overwintert in West-Europa en bestaat uit zo'n 10.000 tot 13.000 ex. Het merendeel hiervan overwintert in Nederland en Groot-Brittaniê' In Nederland arriveren de Kleine zwanen in oktober en ver trekken weer eind maart. Door verzoeting van. het IJsselmeer na de aanleg van de afsluitdijk breidden de fonteinkruid- velden zich hier enorm uit. De aantallen Kleine zwanen na men hier dan ook snel toe, want de knolletjes van dit fon teinkruid is het lievelingsvoedsel van de Kleine zwaan. De waterverontreiniging in het IJsselmeer nam. echter derge lijke vormen aan dat het meeste fonteinkruid weer verdween. De Kleine zwanen verspreidden zich als gevolg hiervan over Nederland en de aantallen langs de grote rivieren en in Zeeland namen h.oerdoor toe. Dit was vanaf 1 965 duidelijk merkbaar In Zeeland verschijnen de Kleine zwanen vanaf de tweede helft van de vijftiger jaren. De afsluiting van de Braakman in 1952, die van een getijdegebied veranderde in een vrijwel zoet binnenmeer, heeft vermoedelijk de Kleine zwanen aange trokken (lebret en Mullie1075). Vanaf 1965 nemen de aan tallen op Walcheren en Schouwen-Duiveland aanmerkelijk toe. Deze gebieden ontwikkelen zich tot voorname pleisterplaat sen van de Kleine zwaan in Nederland. De toename na 1968 houdt rechtstreeks verband met het ver dwijnen van. voedselgronden langs het IJsselmeer. De verzoe ting van het Veersemeer kan h.ier ook van op invloed zijn geweest De intensiteit waarmee de Kleine zwanen de Walcherse voedsel- terreinen gebruiken ("zwanendagen"verdrievoudigde van het seizoen '71172 t.o.v. '73/'74. De jaarmaxima geven in de zelfde periode in Zeeland (inclusief het Zwin) een toename te zien van 494 ex. in januari '73 tot 65O ex. in december'73. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat de populatiegroot te enorm kan schommelen, omdat de jongerenproduktie tussen 8 en 44 ligt (Timmerman, '77). Van de fonteinkruidknollen is de Kleine zwaan via grasland overgestapt naar akkerland als voornaamste voedselbron. Vooral sinds '72/'73 zijn ze in toenemende mate oogstresten 3 0

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1985 | | pagina 16