DE SCHOR-ZIJDEBIJ EN HAAR PARASIET
(COLLETES HALOPHILUS EN EPEOLUS ROZENBÜRGENSIS)
We kennen in Nederland ongeveer 520 solitaire bijen-soorten,
die in 57 genera ondergebracht worden. Eén van die genera is
COLLETES, ook wel Zijdebijen genoemd. Dat genus neemt in meer
dere opzichten een heel aparte plaats in.
Colletes is een vrij klein genus, slechts acht soorten, waar
van er twee "gewoon" genoemd worden en twee andere uiterst
zeldzaam zijn. Toch blijft de aanduiding "gewoon" steeds een
zeer betrekkelijk begrip. C. daviesanus b.v. is voor de be
woners van de kustprovincies èn voor de natuurliefhebber op
de droge zandgronden helemaal niet zo gewoon; C. succinctus
daarentegen is juist buiten de zandgebieden een onvoorstel
bare zeldzaamheid.. En, om op ons onderwerp terecht te komen:
C. halophilus kan op en nabij de schorren massaal voorkomen,
terwijl de soort elders tottaai ontbreekt.
De naam ZIJDEBIJEN hebben de dieren te danken aan de bekle
ding van de nestcellen. De wand daarvan wordt bestreken met
een mengsel van speeksel en nektar in meerdere dunne
laagjeso Als die bekleding droogt maakt het de indruk van
een zijdeachtig weefsel. Ook voor de afsluiting van de cel
wordt hetzelfde materiaal gebruikt. Deze methode is vastge
steld bij C. daviesanus èn C. fodiens en bij onze C. halophi
lus
De meeste bijensoorten verzamelen het stuifmeel tussen de haren
van de achterpoten, zoals ook de HONINGBIJ dat doet. Enkele
genera bezitten een verzamel apparaat in de vorm van haarbor
stels aan de buikzijde van het achterlijf, maar Colletes behoort
tot de kleine groep "oerbijen", meer primitieve soorten, die
het stuifmeel verzamelen zomaar lukraak tussen de beharing
van poten en achterlijf. Het bekende stuifmeelklompje vindt
men bij deze groep niet.
Een andere merkwaardigheid is de voedselsubstantie die ten
dienste van de larve in de nestcellen wordt opgeslagen.
Die bestaat, zoals bij alle bijen wel uit stuifmeel, maar de
brij is bijna vloeibaar dun, waarschijnlijk door sterke vermen
ging met nektar. De eerste dag eet de larve aan de oppervlak
te van de brij; de volgende dagen zwmt de larve al etend in de
1 94