Zo is er helaas veel veranderd in ons gewest, wel het meest door menselijk ingrijpen. Door ruilverkavelingen en dijkverzwaring werd het typisch aangezicht van het Zeeuws-Vlaamse land, vooral wat betreft kreken, kreekoevers, inlagen, lage weiden en moerassen, erg aangetast. Van "hogerhand" werkte men hieraan mee en meende men dit te moeten com penseren met aanplant van (productie-)bos, maar velen van ons ervoeren dit als aangroei van wild vlees op een geslagen wonde! Als voorbeeld noemen we de Kanisvlietpolder bij Sas van Gent, waar men vroeger vanwaar de Molenverkorting de grens raakt een wandeling kon maken van wel aeht kilometer. Door lage weiden en vlieten, langs de Ka- nisvlietse kreek, doorlopend langs de Molenkreek tot bijna Zwartenhoek. Als we nu deze beide kreekrestanten denkbeeldig tegen elkaar aanschui ven tellen we misschien nog drie kilometer! Een ander voorbeeld zou de Vlaamsche Kreek in 't Land van Hulst kunnen zijn. Wij kenden deze kreek nog uit de tijd dat deze als kreekge- bied aansluiting had met de Kleine Kreek en de Zestig Voet. Zeker als we de lage oeverlanden meetellen zal hooguit de helft maar meer over zijn! Nog een voorbeeld: langs de Schelde ten noorden van Zaamslag. Door de dijkverzwaring verdwenen de drie enige resterende inlagen en aan weerszijden van de Griete werden twee kleine kreken en een lage wei opgevuld. Weg broedplaatsen van Kievit, Turelaar en Kluut, weg in teressante bloemen en planten van vochtige kwelgebiedenBosplantsoen kwam er voor terug op de opgehoogde gedeelten. Zelfs het uitzicht op het overgebleven restant van de Grietse Kreek werd door beplantingen aan het oog onttrokken. Er zou nog veel meer te noemen zijn, maar we houden maar op: an ders noemt men ons misschien zwartkijkers! Of er dan geen positieve dingen meer zijn? Gelukkig wel: Ondanks veel menselijk ingrijpen herstelt de natuur zich op verschillende plaat sen wonderbaarlijk.Zie maar de -door verminderde spuit-en maaigewoonten- weer bloeiende bermen langs onze wegen en sloten. Vooral de Prov. Wa terstaat te Axel maakt hierbij in 0.Z.V1. door zijn bermonderhoud een goede beurt. Een in het oog springend voorbeeld onder de vele: de bij deze dienst in beheer zijnde Lange Weg van Hulst over Absdale en Drie- schouwen naar Westdorpe, die in zijn brede bermen een grote rijkdom aan bloeiende planten biedt en die de omringende landbouwgebieden nauwe lijks schade zullen toebrengen. Ter navolging door andere (overheids) diensten van harte aanbevolen! Ook op vogelgebied zijn er -naast de al eerder genoemde verminde ring en verdwijning van soorten- toch ook wel leuke dingen te vermel den. Denken we maar eens aan de Bruine kiekendief waarvan er 15 20 jaar gelden maar één paar in ons gewest broedde en waarvan het aantal broedplaatsen nu zeker boven de tien ligt! Of aan de Torenvalk, die jarenlang geheel als broedvogel uit ons gebied was verdwenen, terwijl zijn "biddend" beeld boven dijken en bermen nu heel gewoon is.We denken aan de Tafeleend als broedvogel en niet te vergeten de Kuifeend. Van deze laatste was een zomerwaarneming twintig jaar geleden een zeldzaam heid, terwijl er nu alleen al in het Braakmangebied meerdere tientallen paren tot broeden komen. En dan de helemaal nieuwe verschijningen van 4

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1981 | | pagina 4