renkistje of aan een lang snoer geregen als wandversiering.
Buiten, zodat het tere materiaal geen al te lang leven be
schoren was. Verder was er een spelletje met eieren: aike-
sloan (eitje-slaan). In een hokje van ongeveer een decimeter
in het vierkant of op een baksteen werd een ei gelegd. Uit
een knotwilg werd een soepele twijg gesneden en het spel be
gon. De speler werd geblinddoekt en ging op de knieën één
tot anderhalve meter voor het hokje (steen) met ei zitten.
Hij mocht met de wis één of drie keer slaan, dat wisselde.
Was het raak, dan kreeg je een tweede ei stuk te slaan; was
het mis, dan kwam een andere speler aan de beurt. Zo tot al
le eieren op waren.
Wilde je eieren verzamelen of het aike-sloan spelen, dan was
het zaak ze heel in handen te krijgen. Bij Merels en mussen
ging dat wel, maar de eieren van Ekster en Zwarte kraai
ongebroken beneden te krijgen vergde een aparte aanpak. Ze
werden in de zakdoek geknoopt die met een touwtje aan de
broekriem op de rug werd bevestigd. Zo kwamen ze bij het af
dalen niet in de knel; meestal tenminste. Vermeld moet wel
worden dat lang niet ieder nest bereikbaar was, zodat er
toch "genoeg" overbleven. Dat gold eigenlijk ook voor Huis
mussen en Merels. Ondanks zeer intensief speuren zag je in
najaar en winter toch nog diverse nesten die onopgemerkt
waren gebleven.
Nu was het ook weer niet zo dat ieder nest geroofd werd.
Zwaluwen bijvoorbeeld werden zonder meer met rust gelaten,
ja, wie die uithaalde werd met verachting behandeld. Zij
waren nuttig en zo ook Kwikstaart en Winterkoning etcetera.
Indien nog niet in de collectie, dan werd natuurlijk min
stens één ei meegenomen. Maar Witte kwikstaarten nestelden
vaak in de rieten daken van schuren en ze waren of niet te
vinden of onbereikbaar. En de Winterkoning is erg schuw en
sluw in de broedperiodehij verraadt zijn nestplaats niet
zo gauw. In de buitenmuur van de paardestallen waren ijze
ren pinnen ingemetseld om het getuig op te hangen. Aan een
zo'n pin hingen wat halfversleten hoefijzers, zo dat er min
of meer een holletje ontstond. Het broedgeval werd pas ont
dekt toen zo'n tien, twaalf jongen onder veel misbaar van
de ouders, het volle leven in trokken. Ze kregen daartoe
alle kans
Zulke boeken als die van De Witt, en daarom heb ik die spe
ciaal aangehaald, zorgden soms ook voor vraagtekens. Niet
alleen werden er soorten besproken, waarvan je het bestaan
alleen kende uit Van Dobben, maar ook een opmerking als:
"Iedere vogelvriend weet dat trouwens, want is na de Kool
mees niet met hem, "die kleine blauwe (de Pimpelmees Sp.),
de vogelstudie begonnen?", deed de wenkbrauwen fronsen.
Dat was met mij zeker niet het geval, want het is pas jaren
later dat ik de eerste Koolmees bij ons op het erf zal zien.
Al eerder opgehangen nestkasten - ook een product natuurlijk
53