EXCURSIEVERSLAGEN
ren observeren. Ze zijn zeer schuw en vliegensvlug. Men vangt
ze wel met een speciaal net, één meter hoog, van boven voor
zien van kurkbollen, aan de onderzijde verzwaard met lood.
Zo'n net wordt over een geul gespannen en dan wordt de vis er
in gejaagd. Er zijn exemplaren bij van één kilo. Jammer genoeg
is hij niet lekker van smaak (vind ik) wellicht komt dat door
zijn voedsel.
R.Bleyenberg, Kerkpad 15, N.Namen.
BRAAKMAN, 21 DECEMBER 1980.
Om 9.30 uur hadden zich 9 personen aan de ingang van het recre
atiepark van de Braakman verzameld, waar volgens afspraak de ex
cursie van start zou gaan. De leiding was in handen van Henk
Castelijns. Het was vrijwel windstil, ongeveer 4 C en nog droog;
later zou dat veranderen. Aanvankelijk dus gunstig weer om vo
gels te kijken. Meteen al werd onze aandacht getrokken door een
Grote bonte specht die opvloog uit de bosjes aan de overkant
van de weg. Ook het tikken van een Roodborstje was te horen.
Van het weilandje naast het zuidelijk deel van de kreek vluchtten
de meesten van een 150 tal Meerkoeten het water in waar ze zich
veiliger achtten. Ondertussen vloog een groep van 100 Kieviten
in zuidelijk richting. Een troepje Spreeuwen fladderden ogen
schijnlijk doelloos wat in het rond. Even later was ook nog een
Buizerd te zien. Van de ene zandhoop vloog hij naar de andere,
zijn staart daarbij breed uitwaaierend. Op de top van het heuvel
tje ge®ten liet hij zich mooi bekijken. Over het fietspad gin
gen we naar de Oostdijk, de oude zeedijk, waarvan we een goed
uitzicht zouden hebben over de Braakmankreek links van ons,
en over de laaggelegen weilandjes en Riemenskreekjes in de Kou-
depolder rechts van ons.
Langs het fietspad vonden we nog een mannetje Grote zaagbek,
een verkeersslachtoffer waarschijnlijk. De vogel was geringd in
Stockholm. De ring zou door Henk naar het vogeltrekstation in
Arnhem gestuurd worden.
Op de kreek was een groep 40Kuifeendjes te zien. En in de
groep verspreid ook wat Futen. Iets verder zat een Brilduiker
die aanvankelijk ook voor Kuif eend aangezien werd, maar een
iets nauwkeuriger blik leerde ons anders. De ietwat driehoekige
kop en de witte wangvlek waren goed te onderscheiden met de
Kuifeend
Ondertussen had een tiende persoon, een laatkomer, zich bij ons
groepje gevoegd. Volgens zijn zeggen kon hij wat moeilijk zijn bed
uit. Regelmatig vlogen er Zilver-, Kok- en Stormmeeuwen over.
Ook de Grote mantelmeeuw liet geen verstek gaan. Op een paar
palen in het water lieten enkele Aalscholvers hun verenkleed in
de schraal schijnende zon drogen. Een opkomende ZW-bries hielp
hen daarbjj nog een handje. Tegen de rietkraag van het eilandje
stonden twee Blauwe reigers, allebei op één poot, voorbij zwem-
136