ZIJN ZWALUWEN DE ENIGE LENTEBODEN
Als we over het voorjaar spreken, denken we steeds aan zwa
luwen, de boodschappers die ons de lente aankondigen.
Als eerste zien we meestal de Boerenzwaluw, de vogel met de
diepgevorkte staart. Voor de vogel een sieraad, voor ons 'n
goed kenmerk, want zijn verwant, die al .spoedig na hem ook
weer in ons land is, de Huiszwaluw, heeft dat niet. Die
mist de lange buitenste pennen en daardoor toont de staart
veel minder diep ingesneden. Een tweede belangrijk verschil
tussen de beide soorten is de kleur van de rug. Is die bij
de Boerenzwaluw geheel donker - staalblauw als je het van
dichtbij ziet - bij de Huiszwaluw is de stuit spierwit. In
de vlucht is dat duidelijk te zien. -^en derde veldkenmerk
dat te gebruiken is, is niet zozeer aan de vogel te zien,
maar aan zijn nestplaats. De Boerenzwaluw nestelt
in stallen, schuurtjes, fabrieksloodsenonder
viaducten en sluisjes, kortom "binnen" Dik
wijls vlak boven het vee waar veel
vliegen zitten. Als hij zit te
broeden is er meestal niet meer te
zien dan de roestbruine keel en de
donkere borstbandde roomkleurige
onderbuik zit goed in het nest ver
borgen. Bij de Huiszwaluw is die on
derkant wit. Hij nestelt buiten onder T f
dakgoten, oversteken en ook wel viaduc- 'r -j--
ten etc. Het nest is geen kom, maar op een kleine opening
na, helemaal gesloten. Soms kunnen de uitwerpselen overlast
veroorzaken, maar met een paar stukjes plank onder de nes
ten is het euvel zo verholpen.
Maar we zijn onze vraag vergeten: "Zijn de zwaluwen de eni
ge lenteboden?" Zeker niet, want, sterker zelfs nog, het
zijn helemaal niet de eersten. Als we naar hen uitkijken
zingen Tjiftjaf, Pitis en Zwarte Roodstaart allang hun lied.
Allereerst de Tjiftjaf. Zijn naam dankt hij aan zijn roep,
dus dat levert al heel weinig moeilijkheden op. Hij roept
die naam meestal drie of vier keer achtereen; ondertussen
springt hij druk heen en weer van het ene takje op het an
dere op zoek.naar allerlei eetbaar materiaal. Omdat hij
niet schuw is, is hij vaak tot op een meter of vijf te be
naderen. De kleur zal tegenvallen: vuilgroen met wat bruin
en grijs er door. Hij heeft een smalle gele oogstreep, maar
die is alleen van erg dichtbij te zien (of met de kijker!).
De poten zijn donkerbruin. We kunnen hem verwachten in bos
sen, plantsoenen en ook wel in tuinen. In het vroege voor
jaar, als de bomen nog kaal zijn, valt hij door zijn grauw-
groen verenkleed nauwelijks op, maar zijn zang verraadt hem.
Hij maakt geen "frisse" indruk, omdat hij dikwijls "dik"
zit. Dat komt zo: in het voorjaar, als we de vogel te zien
krijgen, is het nog koud en dan zet hij de veren op.
43