mansgat, ook nog aan Saaftinge, waren meer vrachtha vens voor biefenvervoeraanvoer van bouwmaterialen e.d. Die beide havens hadden een scheepswerf waar jaarlijks enkele visserssloepen gebouwd werden. In Emmadorp waren minstens 10 cafe's, die" elk een goed bestaan hadden. Leurders en visventers kwamen daar hun waar halen, om die dan, meestal in België, weer uit te leuren. Emmadorp had een eigen kermis, waar elk jaar nog een draaimolen stond. Dit alles werd beleefd door mensen van de eigen streek en onder elkaar werden daar vele gezellige uren doorgebracht. De Emmahaven had zijn eigen karakter en ook de men sen hadden er hun eigen aard en hun eigen dialect en dat was zeker geen Hollands. De haven zelf werd 2x per jaar uitgebaggerd en wel met de kruiwagen. Vandaar dat er aan de noordzijde een heuvel ligt die met schop en kruiwagen, handwerk dus, bijeen is gebracht. Momenteel is dat het enige stukje landbouwgrond in de schorre. Wij spraken over Saaftinge met 80-jarige schippers met goed geheugen en die vertelden ons dat de visse rij in hoofdzaak op mosselen en garnaal gericht was. De garnaal kwam voor 80^ uit Saaftinge zelf o.a. uit de Ijskelder, het Hondegat en het Speelmansgat. Mos selen werden gevangen aan het Hellegat bij Ossenisse; het goede mosselzaad werd gevist aan de Turfplaten dus buitenkant Saaftinge. Wat ons bijzonder interesseerde was de levensgewoonte van de bekende strandkrab. Die huisden in gaten aan de steile kanten, zo ongeveer als oeverzwaluwen dat op land doen. Alikruiken (kreukels) werden in de late herfst ge raapt, maar meer op de Ooster- dan op de Westerschel- de. De Nederlanders waren er vies van en ze noemden het vieze huisslakken, maar in België was het een de licatesse. Bot en paling waren typisch voor Saaftinge; nergens waren ze zo lekker als die uit dat gebied. Het moeten uitzonderlijk goede visgronden zijn geweest. Ansjovis was de eerste soort die verdween, spoedig 2 5

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1979 | | pagina 27