De Willibrorduskerk in Oud-Vossemeer
C.P.G. DE KONING
Koning Willem II heeft "door eene ruime
bijdrage" de stichting van een rooms-
katholiek kerkgebouw in Oud-Vossemeer
in 1841 mede mogelijk gemaakt. Dat wil
de tekst op een gevelsteen ons doen
geloven. Het wekt de nieuwsgierigheid
op, maar de werkelijkheid stelt teleur: de
vorst gaf er geen cent aan. Wél keurde
hij het besluit goed om een rijkssubsidie
van 1800 gulden voor de bouw te verle
nen. Na een grondige restauratie in de
jaren 1985-1995 staat de zaalkerk, een
zogenoemde waterstaatskerk, er weer
pico bello bij.
geschikt gemaakt voor de gereformeerde
eredienst. Dit ondanks het feit dat bij de
overgang van de stad Tholen naar Wil
lem van Oranje in april 1577 de prins de
uitoefening van de rooms-katholieke
godsdienst handhaafde en niet toestond
dat zich daartegen iemand zou verzet
ten. Maar datzelfde jaar beslisten de
Vossemeerse ambachtsheren dat voort
aan de baljuw en het gerecht de rekenin
gen van de kerkmeesters zouden afho
ren. De pastoor en het kapittel van Tho
len waaronder de parochie ressorteerde,
werden buitenspel gezet. De Zeeuwse
De kerk met pastorie aan de Dorpsweg te Oud-Vossemeer. Tussen het tweede en derde boograam is de gedenk
plaat te zien. Uiterst rechts is, met Franse kap, nog net de voormalige hoofdonderwijzerswoning zichtbaar van de
oude r.-k. lagere school. (Foto auteur, 2005)
In het aan de oostkant van het voormali
ge eiland Tholen gelegen dorp Oud-Vos
semeer heeft zich, in een protestantse
omgeving, tot op de dag van vandaag
een rooms-katholieke gemeenschap
staande weten te houden.
Zoals overal, kwam door de Reformatie
de dorpskerk in gebruik bij de protestan
ten, die in 1583 hun eerste predikant
kregen. De aan Johannes de Doper
gewijde kerk raakte zes jaar eerder
zwaar beschadigd toen Vossemeer door
de soldaten van de prins van Oranje in
brand werd gestoken. Ze is hersteld en
staten riepen in 1578 een kantoor in het
leven voor het beheer van de geestelijke
goederen en twee jaar later namen ze
de kerkmeubelen in beslag. Toen ook
werd de uitoefening van de katholieke
godsdienst in de Republiek verboden. De
calvinistische minderheid groeide gaan
deweg en aan het begin van het Twaalf
jarig Bestand (1609-1621) nam de gere
formeerde kerk een dominante positie in.
De inwoners die de rooms-katholieke
leer trouw bleven, zullen het in die tijd
niet gemakkelijk hebben gehad. Hun
bedehuizen waren ze kwijt, of die waren
vernield. De gelovigen van het eiland
Tholen konden de Eendracht over, naar
het Brabantse Halsteren, waar het koor
van de afgebrande kerk in 1607 was her
steld. Een plakkaat uit 1612 verbood het
bijwonen van de mis op straffe van ver
beurdverklaring van het opperkleed.
Niettemin bezochten velen uit Tholen,
Bergen op Zoom en Steenbergen de
kerk van Halsteren. De gereformeerde
classes van Zuid-Beveland en Tholen
deden in 1620 dan ook hun beklag over
de priesters in het Brabantse dorp. En ze
bereikten dat de Staten van Zeeland in
1629 verordonneerden dat het veerlie
den verboden was om op zon- en feest
dagen rooms-katholieken over de Een
dracht te zetten. Niettemin kreeg de
veerman van Botshoofd in 1638 te horen
dat, zodra zich een pastoor of kapelaan
in Halsteren vestigde, zijn jaarlijks aan
De ingang van de kerk, aan de zuidzijde, met daar
boven wijzerplaat en torentje. (Foto auteur, 2005)
de ambachtsheerlijkheid Vossemeer te
betalen pacht van 8 naar 15 ponden ver
hoogd zou worden.
De Halsterse kerk is in de zomer van
1647 door de hervormden in beslag
genomen, terwijl een jaar later - na de
Vrede van Munster - de rooms-katholie
ke eredienst in de Republiek volledig
werd verboden. Enkele uit hun klooster
verdreven minderbroeders hielden inmid
dels in het geheim kerkdiensten in de
boerderij Celse Hoeve te Lepelstraat bij
Halsteren, waar ze zich schuilhielden.
Hier ontstond zodoende een schuilkerk