Aagtekerke en Vrouwenpolder: preekstoel
gemaakt door Marijnus Pietersen
17
I.H. VOGEL-WESSELS BOER
Bijna iedere oudere Nederlander weet
dat 1 april 1572 de watergeuzen Den
Briel veroverden. Minder bekend is dat
op 6 april 1572 de stad Vlissingen de
zijde van de prins van Oranje koos en
zich enige dagen later, zonder hulp van
buiten, bevrijdde van de Spanjaarden.
Veere en het platteland van Walcheren
volgden spoedig. Alleen de stad Middel
burg bleef trouw aan het Spaanse gezag.
Het bezit van Walcheren, gelegen aan
de monding van de Schelde, was belang
rijk. Wie Walcheren bezat, beheerste de
scheepvaart op de Schelde. De Span
jaarden stelden dan ook alles in het werk
om Middelburg te ontzetten. Zo ontstond
een soort guerrillaoorlog waarbij onder
meer de kerken het zwaar te verduren
hadden. Om te voorkomen dat deze ste
nen gebouwen zouden dienen als schuil
plaats of uitvalsbasis voor de vijand, wer
den zij in brand gestoken of anderszins
verwoest. Bij de overgave van Middel
burg in 1574 was vrijwel geen kerk op
Walcheren onbeschadigd. Het eiland
moet er desolaat hebben uitgezien.
Langzaam kwam het normale leven weer
op gang en ging men over tot herstel
van de kerken. Het overbodig geworden
koor werd hierbij veelal niet betrokken.
Overigens bleven verscheidene kerken
als bouwval liggen of werden zelfs hele
maal afgebroken.
In het navolgende zal ingegaan worden
op het herstel van de kerken te Aagte
kerke en Vrouwenpolder. Deze twee
plaatsen hebben gemeen dat hun kerk in
de jaren twintig van de zeventiende
eeuw werd gerestaureerd en dat de
schrijnwerker Marijnus Pietersen uit
Veere de preekstoel vervaardigde.
Aagtekerke
Domburg was eertijds verdeeld in twee
parochies. De ene parochiekerk, 'Dom
burg binnen de burg' of Oost-Domburg
genoemd, was gewijd aan Sint Agatha en
stond aan de zuidzijde van het huidige
plein het Groentje. De andere parochie
kerk heette 'Domburg buiten de burg' of
West-Domburg en stond op de plaats
van de tegenwoordige Nederlands-her
vormde kerk. Omdat deze kerken vlak bij
Het dorp Aagtekerke in de achttiende eeuw. (Z.A.,
Z.G., Z.I., II 14)
elkaar in een niet dichtbevolkt gebied
stonden, werd in 1320 besloten de kerk
van Oost-Domburg te verlaten en een
nieuwe kerk te stichten in het landelijk
gebied van deze parochie op de plaats
waar nu het dorp Aagtekerke ligt.
Nadat Walcheren bevrijd was van de
Spanjaarden, werden Domburg en Aag
tekerke samengevoegd tot één gerefor
meerde gemeente die bediend werd
door één predikant die te Domburg
De in 1625 door Marijnus Pietersen vervaardigde
preekstoel in de kerk van Aagtekerke.
woonde. De schepenen van Aagtekerke
verzochten in 1584 de Gecommitteerde
Raden of hun kerk hersteld kon worden
om "aldaer Godts woort inne te predi-
cken."1 De kerk is toen zeer provisorisch
gerepareerd. In 1590 kregen Domburg
en Aagtekerke een tweede predikant die
echter eveneens Domburg als domicilie
had. De kerkelijke gemeente van Aagte
kerke groeide gestaag en "omme dat
goed werck niet te verachteren" mocht
Aagtekerke in 1624 een eigen predikant
beroepen. Wel met dien verstande dat
Domburg zich voortaan "met een predi
cant haer sal moeten contenteren ende
niet procederen tot beroepinge van eene
tweede."2
Ondanks verschillende verzoeken vanuit
Aagtekerke tot vergroting of vernieuwing
van de kerk waren tot 1624 alleen de
allernoodzakelijkste reparaties gedaan.
Nu er een eigen predikant, Daniël de
Swaef, was benoemd, kwam er schot in
de zaak. De rentmeester van de Geeste
lijke Goederen in Walcheren, Jan Pieterse,
liet een begroting maken voor het herstel
van de kerk. De totale kosten werden op
553 pond Vlaams geschat.3 Hoewel dat
een grote som geld was, waren Gecom
mitteerde Raden ervan overtuigd dat
herstel noodzakelijk was "midts daer is
een groote Gemeynte, ende dat die [de
kerk] zoo die nu staet zeer bouwvallich
is, ende niet dan met peryckel kan wor
den gefrequenteert." Voordat de bouw
aanbesteed werd, moesten de inwoners
honderd pond Vlaams bijeenbrengen en
aan de rentmeester afdragen. Dit was
kennelijk geen probleem want op 11 mei
kon het metselwerk worden aanbesteed.4
Nog geen maand later werd vastgesteld
dat de metselaars niet snel genoeg
opschoten. Gecommitteerde Raden
besloten de aannemers van het werk te
schrijven dat "zij t'voorsz. aengenomen
werck met alle spoet ende neerstigheyt
bij de hant nemen ende volmaken, ofte
dat men andersints 't zelve andermael
tot hunnen laste sal doen besteden".5
Een week later bleek dat het werk stag
neerde omdat er geen "doornicsche
kalck" te verkrijgen was en er werd toe
stemming gevraagd om "dortsche kalck"
te gebruiken.6 Het verschil in prijs kon bij
de opneming verrekend worden. Hoe dit
afliep is onduidelijk maar in augustus
werd het timmerwerk aan de kap en het
leiendak aanbesteed. In november waren
deze werkzaamheden zo ver gevorderd
dat de rentmeester werd geautoriseerd
om het binnenwerk zoals banken, stoe
len en ramen aan te besteden, maar wel