16
Begrafenis op het kerkhof dicht in de nabijheid van de kerk,
Kunst. (Foto M. de Goffau)
de nieuwe kist meestal van hout. Dit is
een grote verandering, want vanuit de
oudheid waren er maar twee soorten gra
ven: de sarcofaag en de nis op een
gemeenschappelijke begraafplaats.
Zolang het lijk in een sarcofaag lag, werd
het alleen maar in een linnen doek of lijk
wade gewikkeld. Toen geen stenen sarco
fagen meer gebruikt werden, had het
omwikkelde lijk rechtstreeks in de grond
begraven kunnen worden, zonder
beschermende omhulling. Dat is trouwens
het oeroude gebruik in de islamitische
landen, dat tot in onze tijd is blijven voort
bestaan. Maar in feite ziet het ernaar uit
dat het middeleeuwse westen een afkeer
had van deze kale manier van begraven.
Zo wordt de lijkbaar, die louter transport
Anno Domini 1524, naar een gravure van Pieter Cornelisz.
middel was, omgezet in een gesloten
houten kist. Het geheel kwam tegelijker
tijd tegemoet aan de wens het lichaam en
het gelaat van de dode aan de blikken
van de levenden te onttrekken.
Betrof het een van de weinige grootse
personages die bijvoorbeeld als heiligen
werden vereerd, dan werd de stenen kist
vervangen door een exemplaar van lood,
even duurzaam als steen. In een enkel
geval bekleedde men de houten kist met
lood.
Zoals in het vorige artikel uiteengezet, is
het vooral in Vlaanderen - met als oor
sprong Brugge - enkele eeuwen gang
baar geweest om de houten kist te plaat
sen in een van baksteen gemetseld graf
keldertje. Dit werd dan door middel van
Grafsteen van Jop Janssen Hoemaker (overleden
1559), omstreeks 1915 opgegraven op het terrein van
het klooster Jeruzalem te Biezelinge en nu in particulier
bezit. Omdat deze zerk ten tijde van de Franse over
heersing niet bekend was, is het wapen ongeschonden.
(Foto M. de Goffau)
een eveneens van baksteen gemetseld
tongewelf afgesloten. Voor onze streken
zijn dit evenwel, op de totaliteit van het
begraven gezien, in feite uitzonderingsge
vallen.
Voor een groot deel werden de welgestel-
den in de kerk begraven, de houten kist
geplaatst in een gegraven kuil, toegedekt
met aarde en afgesloten door een in de
kerkvloer zichtbaar blijvende zerk. De in
het begin voor de zerken veel gebruikte
zandsteen wordt allengs vrijwel volledig
vervangen door hardsteen, met name uit
België afkomstige arduinsteen.
Het begraven in de kerk kende, gezien de
beperkte hoeveelheid ruimte, zijn beper
kingen. Vandaar dat op veel plaatsen van
overheidswege werd bepaald wie er zijn
of haar laatste rustplaats zou kunnen vin
den. Het gevolg was dat behalve de
armen, ook de wat lager op de maat
schappelijke ladder staande burgers vaak
met een plaats op het kerkhof genoegen
moesten nemen. Hiervoor was dan wel
de ruimte gereserveerd die zo dicht
mogelijk langs de zuidmuur van de kerk
gelegen was. Ook hier werd van een hou
ten kist gebruik gemaakt.
Zowel in als buiten de kerk was de
gebruikelijke lengterichting van het graf
oost-west, met het hoofd in het westen en
de voeten aan de oostzijde, dus 'ziende'
naar het oosten.
De overleden armen die zeker geen kist
en meestal ook geen andere kosten van
de begrafenis konden betalen, kregen
hun plaats op een resterend deel van het
kerkhof. Vaak week men hierbij uit naar