Bouwkundige onderwerpen
Stabiliteit van het kerkgebouw
E"
t
19
POIN+- VfAUT
Vf
1 O t »- r
'W,
/S
t
KISTWERK,
DRUXL'JN
LDTltSXL'Jft
GsGEWlC HT.
W =WlHD^ItACHT
Binnen het bouwkundig-constructieve
concept is stabiliteit een belangrijke voor
waarde voor instandhouding van gebou
wen in het algemeen en voor kerkgebou
wen in het bijzonder.
De stabiliteit is te onderscheiden in twee
hoofdsoorten, te weten:
a. in verticale zin, met name de weer
stand die de ondergrond moet leveren om
het gewicht van het gebouw, zonder dat
verzakkingen optreden, te kunnen dra
gen:
b. in horizontale zin, weerstand tegen
krachten die horizontaal op het gebouw
worden uitgeoefend, zoals de druk van de
wind en zijdelingse krachten die vanuit de
gebouwconstructie zelf worden opgeroe
pen.
In dit artikel zullen de problemen als
gevolg van de onder b. genoemde stabili
teit nader worden belicht.
Gebouwen worden opgebouwd uit wan
den, dun ten opzichte van hoogte en
lengte. Om deze wanden staande te hou
den, moeten zij steun worden gegeven.
Zonder deze steun zullen zij bij zijdelings
gerichte krachten omvallen. Wie kent niet
het gezegde 'als een kaartenhuis uiteen
vallen'?
Zijdelings gerichte krachten op een
gebouw en zijn wanden zijn er in ruime
mate, zoals:
- belastingen van buitenaf, veroorzaakt
door windkracht. Deze kan in extreme
gevallen oplopen tot zo'n 100 kg per m2,
althans daarmee dient te worden gere
kend. Als men als voorbeeld een gevel
van 10 m hoog en 25 m breed neemt,
dan betekent dat een zijdelingse kracht
op deze gevel van 25.000 kg;
- belastingen van binnenuit; krachten die
de constructie van kap en/of gewelf op de
wanden uitoefenen.
Meestal werkt op de wanden een combi
natie van beide soorten belastingen.
De problematiek van de stabiliteit doet
zich vooral voor bij kerkgebouwen, omdat
de wanden meestal grote en hoge ruim
ten omsluiten. Met name bij gotische
kerkgebouwen speelt dat. Bovendien zijn
gotische kerken vaak uitgevoerd met ste
nen gewelven die grote zijdelingse druk
op de muren uitoefenen.
Er zijn diverse middelen ontwikkeld om de
nodige stabiliteit aan het kerkgebouw te
verlenen, zoals:
- het dikker en zwaarder maken van de
wanden dan gebruikelijk voor profane
bouwwerken. Als voorbeeld mag gelden
het romaanse kerkgebouw met zijn
zware, gesloten buitenwanden. Deze bui
tenwanden werden, om grote dikte te ver
krijgen, vaak uitgevoerd in zogenaamd
'kistwerk', dat wil zeggen dat twee wijd uit
elkaar staande, dunne muren werden
gemetseld, waarvan de tussenruimte
werd opgevuld met een soort beton,
bestaande uit puin, grind, schelpen of
dergelijke, gebonden met kalk. Dat de
dikte en daardoor ook de zwaarte van
een muur een gunstige invloed op de
druklijn uitoefende, moge blijken uit de
schetsen 2 en 3. Hoe zwaarder de muur,
hoe gunstiger de druklijn.
Een van de belangrijkste kenmerken van
de romaanse bouwstijl is naast de rond
boog het goeddeels ontbreken van steun
beren. De gotische bouwkunst was vooral
luchtig en ruimtelijk; daarin pasten geen
zware, gesloten muren;
- het koppelen van de beide langsgevels
door middel van een houten balk, de
zogenoemde trekbalk, ter plaatse van de
kapspanten. Zo'n balk heeft een tweeledi
ge functie:
a. brengt de windkracht op een van de
gevels over op de andere gevel, zodat
WINDKRACHT.
G rÓEWtCHT VAM
GEBOUW.
5PATKKACHT
BRACHTEN VAN BUITENAF.
(windkracht)
KRACHTEN VAN BlNNCNUïT.
C GEWICHT GEBOUW)