10
stichting kon hier echter niet aan voldoen.
Bij nader inzien had het ook niet veel zin
het werk gefaseerd uit te voeren, daar
deze aanpak alleen maar kostenverho
gend zou werken; denk hierbij aan het
plaatsen en verwijderen van de nodige
steigers, alsmede het telkenmale bescher
men van het kerkinterieur. Bovendien zou
op het bedrag dat men zelf moest investe
ren, geen subsidie worden verleend.
Op 11 januari 1995 werd het restauratie
plan door de architect gepresenteerd. De
totale kosten van dit plan waren geraamd
op 810.000,-. Op basis van deze gege
vens werd een subsidieaanvraag inge
diend bij de gemeente Borsele. De Rijks
dienst voor de Monumentenzorg kwam op
21 mei 1996 met een beschikking, waarin
de subsidiabele restauratiekosten waren
bepaald op 781.000,-. De subsidie zou
derhalve moeten uitkomen op een bedrag
van 625.000,-, zijnde 80 procent van de
subsidiabele restauratiekosten. In de
beschikking werd echter wegens het ont
breken van de nodige geldmiddelen een
bedrag toegezegd van 346.832,-, waar
bij de betaling dan nog was uitgesmeerd
over de jaren 1996 tot 2001Bovendien
was in dit bedrag de reeds eerder gere
serveerde subsidieraming verwerkt die
zou toekomen aan de tweede fase van de
orgelrestauratie. Alle betrokken instanties
waren van mening dat de restauratie van
het kerkgebouw voorrang moest krijgen
op de orgelrestauratie.
Aan de provincie Zeeland werd op basis
van de beschikbare gegevens verzocht
eveneens een bijdrage te verlenen in de
restauratiekosten. In verband met de laag
uitvallende subsidietoezegging en de
onzekerheid omtrent de uitbetaling van
het resterende subsidiedeel was de stich
ting niet in staat het volledige werk voor te
financieren en zag zij zich genoodzaakt
om uitstel te vragen betreffende de aan
vang van het werk, die in de beschikking
was bepaald op 1 september 1996. Dit uit
stel werd verleend tot 1 april 1997.
Op 21 januari 1997 zegde de Rijksdienst
een aanvullend subsidiebedrag toe, waar
door het ongedekte subsidiebedrag werd
teruggebracht tot 65.755,-. De aanvul
lende subsidie is betaalbaar gesteld in het
jaar 2002.
Inmiddels waren, op verzoek van de stich
ting, de werkzaamheden gesplitst in twee
fasen, waarbij de restauratie van het schip
werd ondergebracht in de eerste fase en
de werkzaamheden aan het koor in de
tweede fase. Op 18 maart 1997 kon de
eerste fase van het werk worden aanbe
steed. Leenhouts Aannemingsbedrijf te
Sluis kwam als laagste inschrijver uit de
bus en was bereid het werk uit te voeren
voor de som van 389.000,-, exclusief
btw. Reeds op 25 maart werd aan dit aan
nemingsbedrijf opdracht verleend om het
werk uit te voeren en drie dagen later werd
met de werkzaamheden aangevangen.
Vrij kort daarna zag het ernaar uit dat de
financiering van de tweede fase zou rond
komen en werd de aannemer verzocht
een kostenbegroting te overleggen. Deze
prijsopgave viel dusdanig gunstig uit dat
op 3 juni de architect werd gemachtigd om
ook de uitvoering van de tweede fase aan
de aannemer op te dragen. Het besluit tot
het opdragen van de gehele restauratie
werd beïnvloed door het feit dat een
gesplitste uitvoering sterk kostenverho
gend zou werken. Bovendien leverden
enkele reacties van de door de stichting
aangeschreven sponsors een dusdanig
perspectief op dat de financiering van het
totale plan tot de mogelijkheden ging
behoren. Daar evenwel bijna 60 procent
van de subsidiabele kosten eerst in de
jaren 2001 en 2002 als rijkssubsidie
beschikbaar komt, was het noodzakelijk
de restauratiekosten voor een groot deel
voor te financieren, waartoe de stichting
een lening bij een bankinstelling aanging.
Helaas is de verschuldigde rente niet sub
sidiabel. Een positief punt hierbij is dat de
provincie Zeeland inmiddels haar bereid
heid heeft uitgesproken tot het verlenen
van subsidie.
Het opmaken van een kostenbegroting
voor restauratieobjecten blijft altijd een
moeilijke zaak, daar men rekening moet
houden met onzekere factoren die veelal
het gevolg zijn van de beperkte onder
zoeksmogelijkheden. Er moet dan ook
altijd rekening worden gehouden met
tegenvallers die zich pas tijdens de uitvoe
ring van het werk openbaren. Gelukkig
zijn deze voor dit werk binnen de perken
gebleven en dank zij een goede kostenbe
waking van zowel de architect als de aan
nemer, aan de hand van de overlegde
overzichten met argusogen gevolgd door
de op de bouwvergadering aanwezige
afvaardiging van de stichting, kon het
werk zowel technisch als financieel wor
den afgerond. Na het wegstrepen van
enkele geringe tegenvallers tegen meeval
lers bleek zelfs nog enige ruimte aanwezig
om nog wat extra schilderwerk uit te voe
ren dat niet in het bestek was opgeno
men.
Ondanks ernstige problemen omtrent de
financiering van het project, met name in
de voorbereidende fase, mag worden
gesteld dat de restauratie van het kerkge
bouw in ieder geval een wezenlijke bijdra
ge betekent in de instandhouding van ons
cultuurbezit.
Op de restauratie van het orgel zal in een
van de volgende nummers van dit Bulletin
nader worden ingegaan.
Wat blijft er thans nog te wensen over?
Met het gereedkomen van de jongste res
tauratie kan weer worden beschikt over
een bruikbare kerkruimte. Sterk afnemen
de subsidiemogelijkheden zullen het er in
de toekomst niet gemakkelijker op maken
om de financiering van dergelijke restau
ratieobjecten rond te krijgen. Het kan ech
ter geen kwaad om een aantal wensen
voor de toekomst in petto te houden. Er
zou bijvoorbeeld eens nagedacht kunnen
worden over een reconstructie van de
koorramen zoals deze voorkwamen in de
aanzichten van het koor in de achttiende
eeuw. Dit losstaand van het feit dat het
koor niet meer in gebruik wordt genomen.
Het aanzicht van de kerk zou hier aan
merkelijk door verfraaid kunnen worden
en passanten zouden een indruk kunnen
krijgen hoe het koor er in de Middeleeu
wen heeft uitgezien.
Een ander element dat in de toekomst
nog om aandacht vraagt, is de aanwezig
heid van een tweetal grafzerken bij de
toegangsdeuren van de kerk en een zerk
die dienst doet als stoepplaat voor de con
sistorie-ingang. Deze gotische grafzerken,
herkenbaar aan de symbolen van de vier
evangelisten op de hoeken, hebben een
hoge cultuurhistorische waarde en verdie
nen een betere plaats. Niet alleen laat de
aansluiting met de deuren te wensen over,
veel erger is het dat door het regelmatig
belopen de opschriften wegslijten en daar
door onleesbaar worden. Om deze reden
is dan ook in het verleden een gotische
zerk uit 1518, waarop een landmeter in
vol ornaat is afgebeeld en die eveneens
voor de ingang van de kerk lag, op initia
tief van landmeetkundige studenten opge
nomen en verplaatst naar de vloer onder
de orgelgalerij. Een lofwaardig initiatief,
maar doelgericht in samenhang met de
opleiding van deze studenten. Het is ech
ter niet zozeer de voorstelling op de zer
ken die de mate van bescherming aan
geeft maar de culturele waarde van het
totale object. Misschien doet zich nog
eens de mogelijkheid voor om de zerken
te verplaatsen naar een veiliger plek,
waardoor verdere aftakeling wordt voorko
men. In de deuropening kan dan, zoals dit
gebruikelijk is, een nieuwe dorpel van
hardsteen worden aangebracht.
Bronnen
Archieven Hervormde gemeente te Baarland, berustend
bij de gemeente Borsele.
H. Janse, Kerken en torens in Zeeland, Zaltbommel
1969.