15
vroeger aan de behoefte beantwoorden.
Bij de waardebepaling voor het al dan
niet beschermen zijn emotionele facto
ren en factoren van betrokkenheid en
identiteit niet of nauwelijks bezien.
Het zijn ook geen formele factoren, on
danks de ruimte die het begrip "van al
gemeen belang enz." laat.
In onze historische steden en dorpen
speelt zich een enigszins vergelijkbare
situatie af; vele objecten van belang
voor het totale beeld, voor de histori
sche identiteit vallen niet in de termen
voor bescherming ex artikel 8, 9 en 10
van de monumentenwet. In het kader
van beschermde stads- en dorps
gezichten is een samenwerking tussen
de minsteries van Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening en Cultuur, Re
creatie en Maatschappelijk Werk ont
staan waardoor deze panden echter
toch een status kunnen krijgen die on
der bepaalde voorwaarden, toegang tot
financiële faciliteiten voor instandhou
ding geven. Subsidiëring van deze ca
tegorieën, in het kader van de rehabili
tatie van beschermde stads- en dorps
gezichten, en stadsvernieuwing, heeft
de laatste jaren een grote groei door
gemaakt.
Werd in 1974 globaal 2 miljoen en in
1976 11 miljoen aan deze categorie be
steed, in 1978 was dit bedrag reeds 20
miljoen.
O.a. in verband met de activiteiten op
dit gebied is het budget van de Rijks
dienst voor de Monumentenzorg tussen
1974 en 1978 dan ook toegenomen van
54,4 miljoen tot 98,4 miljoen.
Het bedrag dat ter beschikking bleef
voor de "normale grote restauraties",
waar ook de kerken restauraties uit ge
subsidieerd worden, is van 39 miljoen
in 1974 tot 55 miljoen in 1978 gestegen.
Hierbij wil ik drie opmerkingen maken:
1e: het subsidiepercentage bij kerk
restauraties is over het algemeen
hoog: n.l. 50%
2e: geen maximum bedrag
3e: ook in deze sector kostenstijging en
tegelijkertijd achteruitgang van
bouwtechnische kwaliteit.
Is bij andere sectoren hei totaal te ver
werken bedrag ca een drievoud of meer
van het Rijkssubsidieaandeel, bij grote
restauraties is dan om genoemde rede
nen slechts een tweevoud. Het is daar
om reëel de problematiek van het in
standhouden eerst maar eens te bena
deren vanuit het beschermde bestand,
en om te trachten de financiële con
sequenties in te schatten bij het hand
haven van alles wat op dit gebied reeds
beschermd is.
Zoals ik U al zei zijn er momenteel ca
2000 kerken beschermd.
De onderverdeling naar eigenaren is
globaal als volgt:
N.H. ca. 1200
R.K. ca. 375, waarvan 186
19e eeuwse.
Doopsgez. 46
Luth. 32
Geref. enz. 15
alleen beschermde monu
menten.
Een inventarisatie van de Interdiocesa
ne Bouw- en Restauratie Kommissie
leert dat van die 375 er een groot aantal
is die te kampen hebben met
bouwtechnische problemen van grote
urgentie en waar ten behoeve van een
hoogst urgente restauratie
.23.000.000,- nodig is.
De gehanteerde urgentie-indeling is als
volgt:
1Hoogste urgentie
Bij uitstel dreigt levensgevaar (letsel)
voor omwonenden of passanten;
W.A. verzekering weigert verder risi
co te dragen. Bouw- en Woningtoe
zicht eist direct maatregelen.
2. Zeer urgent
Bij uitstel dreigt de bouwkundige
toestand snel te verslechteren, door
verwaarlozing worden vitale onder
delen bedreigd, waardoor ook de te
maken kosten onevenredig zullen
toenemen.
3. urgent
Noodzakelijke onderhoudsvoorzie-
ningen en onderhoudstechnische
verbeteringen die geen langdurig uit
stel verdragen.
4. wenselijk
Getemporiseerd onderhoud en ver
beteringen en wijzigingen die ook
nog drie jaar kunnen wachten, zonder
schade voor het gebouw.
5. permissief
Wijzigingen en verbeteringen, door
besturen nagestreefd en door het
bisdom toegestaan, waarvan de
bouwtechnische wenselijkheid of
noodzaak niet kan worden onder
schreven.
Bij de hiervoor genoemde
23.000.000,-, ten behoeve van aanpak
van het eerste urgente is sprake van
werkelijke beperking tot urgente onder
delen. Dat zeg ik zo nadrukkelijk, omdat
de huidige gangbare methode dikwijls
anders is.
Omdat de subsidiestop nog steeds
heerst, is er weliswaar vast te stellen
wat in principe subsidiabel zou zijn,
maar kan er in dat, in principe voor
subsidie in aanmerking komende be
drag, géén subsidie toegezegd worden.
Pas als de nood bijzonder hoog is, het
water boven de lippen staat, het object
heel reëel gevaar loopt, het uitblijven
van restauratie rampzalige gevolgen
voor dat object zou hebben, dan pas
kan de subsidiestop doorbroken wor
den. Dat heeft een aantal bijzonder on
gelukkige effecten.
- de achterstand wordt in feite be
loond;
- als men eindelijk toch aan de beurt is
ontstaat de neiging om het zekere
voor het onzekere te nemen;
- men restaureert de kerk en niet aan
de kerk - dat is ook een kwestie van
mentaliteit, het omgaan met gebre
ken ligt ons niet;
- we zijn gedreven verbeteraars met
vernieuwingsdrang waarbij restaura
tie dikwijls metamorfose betekent.
Momenteel is men aan het beraden of
en zo ja hoe die aanpak gewijzigd zou
moeten worden.
Dat is op dit moment mogelijk omdat
de bescherming van 't „oudere" be
stand globaal genomen afgerond is en
we vanuit het beschermde bestand, in
plaats van uit stroom van aanvragen
kunnen plannen.
Dat is op dit moment nodig omdat de
cijfers die ik U voortoverde aantonen
dat de huidige werkmethode het in
standhouden van alles wellicht uitsluit.
Moet dat dan nagestreefd worden? Op
zich houdt, zoals ik reeds eerder zei be
scherming ex artikel 8, 9 en 10 van de
monumentenwet niet automatisch in
standhouding in, maar men kan zich te
recht de vraag stellen of één generatie
mag beslissen over iets dat in eeuwen
is gegroeid en een onmisbare stempel
heeft gedrukt en zal drukken op onze
cultuur.
Het lijkt me terecht dat men naast vra
gen over "waarde-oordeel" ook de
vraag stelt naar "beslissingsbevoegd
heid".
Ik zou mij heel thuis voelen bij een
koers waarbij, èn omdat de Rijksmid
delen het niet toelaten om alle voor
restauratie in aanmerking komende ker
kelijke gebouwen te laten restaureren,
én omdat wij nog niet goed kunnen
oordelen wat wij met die gebouwen
willen en kunnen, dat de beschikbare
middelen niet meer voor volledige,
weliswaar sobere en doelmatige, maar
toch volledige restauratie van een be
perkt aantal monumenten worden aan
gewend, maar die middelen gebruikt
worden voor partiële restauraties,
voorlopig voor de meest urgente, ho
pelijk in de toekomst, na een inhaalma
noeuvre van dat meest urgente, ook