14
de emotionele gebondenheid, dan van
uit de kunsthistorische waarde, zich als
één gesteld heeft achter het behoud
van deze kerk". In het rapport gaat men
er dan verder vanuit dat het gebouw
een aantal dienstverlenende instellin
gen zal bergen, die daar hun aktiviteiten
kunnen ontwikkelen en dat, met deze
basis als uitgangspunt, andere minder
gestructureerde aktiviteiten naar het
gebouw toe kunnen komen, die elders
afzonderlijk moeilijk zouden kunnen ge
dijen.
Een ambitieuze opzet vergeleken met
de passage in de reeds eerder ge
noemde Nieuwe Katechismus over "de
Kerk in de laatste tijd" (voor de goede
orde, het betreft een uitgave van 1966).
Ik citeer: "Dat kerken niet overal meer
boven de daken uit willen torenen, is
evenzeer een verschijnsel van de
diaspora-situatie.
De gebouwen zijn immers niet de cul
tusplaats van heel de bevolking. Vaak
worden zij liefst klein gebouwd, open
en toch intiem.(Christus als een zuiver
desem tussen onze woningen "(einde
citaat.))
Overigens geeft het 2e Vaticaanse con
cilie, zoals vroeger ook al door de
Rooms Katholieke overheden is ge
beurd, richtlijnen voor de kerkelijke
monumentenzorg.
Het bij Koninklijk Besluit d.d. 8 maart
1874 ingestelde College van Rijksad
viseurs voor de Monumentenzorg rap
porteert rond 1875 dat de meesten de
zer kerken öf op bedroevende wijze
worden verwaarloosd öf op niet minder
betreurenswaardige manier onderhou
den. En dit wordt geweten aan het ver
val van de goede smaak, aan de ge
brekkige toestand van de financiën der
meeste kerkelijke gemeenten, maar ook
aan de hoogst gebrekkige opleiding der
metselaars en timmerlieden, die onder
de titel van architect met de instand
houding worden belast. Ook Timmers,
de conservator van de aartsbischoppe-
lijk musea heeft in 1943 nog kunnen
stellen dat onder kerkelijke monumen
tenzorg moest worden verstaan het
juiste behandelen en verzorgen van
kerkelijke monumenten en zo nodig het
herstellen of vervangen daarvan,
mochten zij door de invloed van de tijd
of door slijtage in een toestand van
verval geraakt zijn.
Dat kerkgebouwen in een toestand van
verval konden geraken door functiever
lies was toen over het algemeen nog
niet te vermoeden!
Overigens is niet alleen de toename
van de ontkerkelijking de reden tot
funktieverlies. Het is ook duidelijk een
gevolg van veranderde demografische
omstandigheden en van de behoefte
om de godsdienstige overtuiging in
kleinere groepen te beleven, waarbij
grote kerkgebouwen veel minder dan
Utrecht. Catharijneconvent, noordzijde. 1971.