Foto: Alex Koenders
Burgers
Aalscholvers rangschikten de dames met stip
bij de categorie eetbaar. Deze vogels als lek
kernij was niet bij me opgekomen. Dat ontging
de dames niet. Er volgde een omstandige uitleg
hoe het gerecht 'Dilaskarfur' smakelijk toe te
bereiden. Ik heb het recept niet genoteerd, zodat
eventuele belangstellenden tevergeefs aanklop
pen. 'Dilaskarfur' is de IJslandse naam voor de
grote aalscholver, de vorm carbo carbo, waarover
André de Baerdemaeker onlangs schreef in het
onvolprezen Sula, het tijdschrift van de NZG, de
Nederlandse Zeevogelgroep. Zal carbo carbo in
smaak verschillen van onze aalscholver, van carbo
sinensis dus? En zullen de nesten van carbo en
sinenis niet dezelfde terreur op het menselijke
reukorgaan uitoefenen? Ik vrees van wel en pas.
Wellicht staat er nog een ander opzienbarend
IJslands vogelgerecht te komen? In gesprek met
een medewerker van Sigurgeir's Bird Museum bij
Lake Myvatn, voor vogelaars een geheide bestem
ming, kwamen we als vanzelf op ganzen, ook al
omdat ze ook op IJsland nadrukkelijk present zijn,
grauwe ganzen en kleine rietganzen. Toen Luuk
Draaijer in 1959 IJsland bezocht, zag hij een paar
grauwe ganzen. Nu zijn ze eigenlijk overal, tot in
Reykjavik toe. Om kleine rietganzen te zien en
te bestuderen moest Jules Philippona rond 1980
's zomers voettochten ondernemen het binnen
land in. Van de mededeling dat de kleine rieten
anno 2012 met hun tomen pullen langs de kust
en wegen te zien zijn, stond Jules paf. Maar ja, in
Engeland komen er inmiddels 230.000 exemplaren
overwinteren, afkomstig uit Groenland en vooral
IJsland. En in 2010 zijn ze er ook gaan broeden.
Een nieuwe brandgans? Om verschillende rede
nen hopelijk niet.
De man van het vogelmuseum onthulde dat
de IJslandse boeren niet applaudisseren bij de
ganzenexpansie. Zijn betoog was vrijwel iden
tiek aan de klaagzangen uit de agrarische hoek
over'zomerganzen'die in de Hoeksche Waard,
op Goeree-Overflakkee en trouwens overal in
onze natie te beluisteren zijn. De museumman
toonde begrip voor dit gejammer en voegde
en passant de wilde zwaan, de whooper swan
toe aan het lijstje veroorzakers van boerenleed
in zijn land. In het midden latend of hem dat
al dan niet aanstond, besloot hij zijn verhaal
met het in IJsland geopperde idee het gerecht
'Whooper Burger'op de nationale menukaarten
te zetten. Nu denkt u wellicht dat medewerkers
van natuurmusea zij aan zij met vogelbescher
mers pal staan voor de belangen van vogels.
Soms niet. Toen een paar jaar geleden bij het
Rotterdamse Natuurhistorisch Museum aan de
Westzeedijk wekenlang een dwerggors over
winterde, had conservator Kees Moeliker vanuit
zijn werkkamer zicht op het vogeltje. Toen ik
zover was om die dwerggors te gaan bekijken,
belde ik dus Kees, die door de altijd originele
portee van zijn inzichten al lang een BN-er is. 'Ja
Gerard, ik heb hem vanmorgen nog gezien', was
zijn reactie. En vervolgens, na enige stilte:'Maar
we hebben die soort niet in de collectie, hij mag
dus best tegen het raam vliegen...!' Maar met
veel andere ervaringen is dat'Whooper Burger'
wel blijven hangen na de IJslandse rondreis.
Kan in onze natie de snackbarbezoeker binnen
afzienbare tijd een keus maken uit een Anser
Burger of een Branta Burger? Het ziet ernaar uit
dat eraan wordt gewerkt. Ik ben blij dat ik 75
ben.