1 ut werd op ïr veel bal lintjes ver- later opge- in hout op overigens irien Stoel schuurtjes, kmanskle- ;n tuinban- sn. Marien tijd. men veelal, :n deden ze t met paard, mgat bij de,; rt daar nog sd in 1953 ist. De dui- rschillende lij Westen- re VI hoog; •alen, hout, m ook veel hehnplanten waar het zand tussenuit is gespoeld. Stukken veen of'derrie' dreven ook aan. Door af kalving van de golven was de zeereep afgestort. 1 Het lijkt wel of een groot mes de duinen doorsn eed en op die manier ontstond het khle klifduin. Wie nu een ruwhouten bank koopt met splin ters en roestige spijkers, voelt zich wellicht ook een beetje een strandjutter die met wrakhout huiswaarts keert. De gebroeders Smit als koeienwachter 1947-1948 1947was een hete droge zomer. Jaap Smit was op zijn 19e koeienwachter geworden omdat hij op dat mo mentzonder werk zat. De koeien waren van verschillende keuterboertjes, totaal 13 koeien. Jaap verdiende ongeveer 18 gulden per week, broer Matheus (Teeuw) 17 jaar, was bij Jordaan de borstelmaker in de leer voor 9 gulden in de week. Jaap was al begonnen als koeienwachter toen aan hem gevraagd werd of hij een zakkenstopper wist voor de Coöperatieve Aanvoer enAfzet-vereniging, de CAAV. Jaap had er geen zin in, hij was liever buiten, toen vroeg hij z 'n broertje Teeuw voor dit werk en die deed dat. Hij verdiende daarmee 19 gulden per week. Dat was veelgeld en Teeuw was blij dathij z'n moeder zoveel geld kon geven. Hij gaf zijn hele loon af en kreeg zakgeld, net als Jaap. Teeuw werkte van 7-5. Tussen de middag had hij 1 uur schafttijd. Teeuw ging dan naar huis om vlug warm te eten en bracht daarna het middagpotje naar zijn broer aan het Gors (Westplaat). Na het werk ging hij zijn broer weer helpen. Achter de Sasdiek waar ze woonden, was een wei waar de koeien stonden, ter hoogte van de Gasfabriek aan de Sommelsdijkse Havendijk. De wei werd een "schot" genoemd d.w.z. ach ter het hek. 's Ochtend om 7 uur werden de koeien uit de wei gehaald en liepen dan grazend naar het gors aan het eind van de dijk, begin fietspad naar de sluis. Verder kon niet. Hier hielden de koeien een rusttijd van een paar uur. Dat noemden ze daar de Put. Om half twee gingen ze langzaamaan weer terug. Het hondje van Jaap, Okkie dreef als Jaap floot de koeien bij elkaar om op huis aan te gaan. Heen gingen ze vanzelf. Er stonden toen hoge bomen langs de dijken die door de Watersnood in 1953 verdwenen zijn. Jaap deed volgens zijn broer Teeuw heel de dag niks.Koeienwachter is een lui beroep De zomer van dat jaar was heel droog en heet, het gras was verdroogd. De koeien aten riet en het beetje groen langs de sloten. Ze werden ook bijgevoerd. De haven was een brakke getijdehaven. Die zomer had den de koeien veel dorsten dronken zelfs van het brakke water, dan bleven ze dus drinken omdat ze er dorst van kregen. Achter de Sasdijk kregen ze welwater in bakken. De koeien bleven van april tot okto ber/november buiten. De boeren kwamen zelf melken, op de fiets met een melkbus achterop. 's Winters stonden ze op stal, onder andere op de Oostdijk, ter hoogte van de Waterweg, dan werden eerst de hoeven gehakt en kregen ze lijnkoeken, hooi en 'beten' (voederbieten). Langs de dijk groeide gras, brandnetels, knoflook (Kraailook), weegbree, p aardenblo emen, madeliefjes en kamille. Op het gors lams oren. Teeuw Smit (geb. 1930), Middelharnis. De redactie ontving een aardige reactie op het stukje over de koeienwachter in de vorige Sterna, dat we u niet willen onthouden. 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2010 | | pagina 35