Tabel2. Gemiddelde legselgrootte van de Kuifeend in
plot Prunje-Noord 2006/2009.
Jaar 2006 2007 2008 2009
Gem.
legselgrootte 6.0 (n=2) 9.0 (n=9^10.9 (n=8) 9.0 (n=10)
Legsels met meer dan 14 eieren werden niet meege-
teld.(zie** hierboven)
Er bestaat bij vogels een relatie tussen de leg
selgrootte en de beschikbaarheid van voedsel in
hun broedbiotoop. Uit bovenstaande reeks ge
middelden zou dus opgemaakt kunnen worden
dat de voedselsituatie tot 2008 verbeterde en in
2009 weer wat afnam. Helaas zijn er geen jaar
reeksen van macrofaunamonsters uit het gebied
om eerder genoemde relatie daadwerkelijk aan te
tonen. Voor zover ik weet zijn er tussen 2000 en
2009 door Waterschap de Zeeuwse Eilanden al
leen monsters genomen in 2002 en 2005. Uit de
laatste, in 2005 tijdens de jongenfase van de Kuif
eend genomen monsters,kun je wel mooi eenTop-
5 van dierlijke organismen opmaken die deze vo
gels en hun jongen in het Prunjegebied dat jaar
vooral zullen hebben gegeten.
Kuifeendenpullen verzamelen, net als de vol
wassen vogels, hun voedsel duikend. Dat doen ze
vanaf de dag waarop ze uit het ei zijn gekomen.
Het observeren van een Kuifeend met pullen is
een verwarrende bezigheid als je wilt weten hoe
veel j ongen er nu precies zij n. Eerst zie j e er b v. vij i
Twee tellen later zij n het er nog maar twee en weer
even later zeven. Uiteindelijk heb je dan, na een
tijdje, in de wirwar van de op- en onderduikende
zwarte donsballetjes, het maximale boven water
aanwezige aantal wel een paar keer geteld. In de
periode 2005-2009 werden vier waarnemingen
van adulte vrouwtjes met pullen gedaan. Dat is
weinig. De verklaring daarvoor is het feit dat de
laatste inventarisatieronde rond 15 j uni wordt uit
gevoerd. De meeste Kuifeendenvrouwtjes zitten
dan nog op eieren. Een extra ronde eind j uni begin
juli zou zeker meer waarnemingen moeten ople
veren. Het aantal pullen bij die vier vroege waar
nemingen bedroeg resp. 10,5,6 en 7: dus een ge
middelde van 7 jongen per vrouwtje. Maar één of
twee van die 7 jongen zullen overleven om het vol
gende j aar zelf te gaan broeden.
Tenslotte
Tot nu toe hebben de inventarisaties in het
Prunjegebied al veel interessante gegevens opge
leverd, waar nog veel meer over te vertellen valt.
Gegevens die zeker ook nuttig zijn voor het ont
wikkelen van een goed beheer in het gebied.
Vanaf2006 wordt, dichtbij Zierikzee, ook een plot
onderzocht in Plan Tureluur Deelgebied 6 "Het
Pikgat". Welhcht dat er ook nog één of meer plots
onderzocht zullen gaan worden in de, in 2010 ge
reedkomende, deelgebieden 7,8 en 9. Dat hangt af
van de hoeveelheid vrije tijd die de VWG-leden
nog over hebben om dit tijdrovende werk uit te
voeren. In ieder geval zullen de reeds bestaande
plots zo lang mogelijk jaarlijks geïnventariseerd
blijven worden. De Vogelwerkgroep draagt hier
door een niet onbelangrijk steentje bij aan de ont
wikkeling van nieuwe natuur op ons eiland.
Dankwoord
Veel dank is verschuldigd aan alle VWG leden
die betrokken zijn bij de inventarisaties in het
Prunjegebied en aan Dirk Fluyt van Staatsbosbe
heer voor het j aarlij ks regelen van de onderzoeks-
vergunningen. Zonder hun inspanningen had dit
artikel niet geschreven kunnen worden.
Literatuur
Cramp, S.Simmons, K.E.L. (eds.) 1983Handbook of the
Birds of Europe,The Middle East and North Africa, Ox
ford University Press, Oxford.
Ende, G.EC. van den 2005, Vijf jaar Broedvogelonder-
zoek in de Prunje. Zêêlieven 2005, Jubileumnummer.
Sutherland,W.J.& Newton,I Green, R.E. 2004. Bird
Ecology and Conservation. Oxford University Press
2004.
Vergeer J.W.&HoeksteinM.&EndeG.vanden.2009.
Broedvogels van de Prunje in 2008. SOVON-Inventarisa-
tierapport 2009/7. SOVON Vogelonderzoek Nederland,
Beek-Ubbergen.
Werkgroep Avifauna Natuur-en Vogelwacht
Schouwen-Duiveland. 1986. DeVogels van Schouwen-
Duiveland, Zierikzee.
Internet
www.limnodata.nl
16