Slakkeninventarisatie oostzijde Brouwershaven
Harry Raad
Op 23-9-2009 bracht de Slakkenwerkgroep KNNV-Afd. Bevelanden een bezoek aan
Brouwershaven, oostelijk van de haven (km-hok 53-416). Anders dan dit doet vermoeden, was het
een inventarisatie in een gebied met overwegend 'groen'. Het slakkenwerk werd verricht door Jaap
Woets en ondergetekende.
De locatie
Het bezochte stadsdeel betrof eenstadswal met
een daarbinnen gelegen jachthaven; het dieren
park aan de buitenzijde is niet bezocht.. In het
noorden zijn de op de stadswal aansluitende ha-
vendijk en de (voormalige) zeedijk bezocht, en
een ligweide annex strandje aan het Grevelingen-
meer. De polder achter de zeedijk is de Groot
Sint-Jacobspolder uit 1487. Zuidelijk is het water
van de vest c.q. de aansluiting op de haven beke
ken.
Brouwershaven kreeg zijn stadswallen in 1589-
'90. Van de natuurrampen die de polder en de stad
stad teisterden kan de Watersnoodramp van 1953
als jongste genoemd worden. Een ander relevant
aspect in de historie is de afdamming van de Gre-
velingen in 1971, waarbij het water zout bleef
dankzij de in 1978 gemaakte verbinding met de
Noordzee via de sluis in de Brouwersdam. Daar
mee is de zoute kwel in het gebied blijven bestaan.
Ten aanzien van de bodem zijn geen gegevens
nagegaan. Het zal hier veelal om vergraven zee
klei gaan. vermoedelijk min of meer kalkrijk. De
stadswal en de aansluitende havendijk laten een
niet al te oude ophoging zien, gelet op de muralt-
muurtjes die aan de zijde van de kruin geheel of
gedeeltelijk ondergewerkt zijn.
De historie van het gebied zou kunnen duiden
op een lange ontwikkeling van de slakkenfauna
ter plaatse. Het is niet onwaarschijnlijk dat de
Ramp van 1953 die fauna heeft gedecimeerd en
dat we na ruim vijf decennia een zeker herstel aan
treffen. De zoutinvloed door kwel in de lage
terreindelen en/of het open water kan enkel voor
delig zijn voor slechts een paar zoutminnende
soorten.
Met deze kenmerken van het gebied waren we
er niet zeker van of we hier wel echt een succes
volle slakkeninventarisatie konden doen.
Op stap
Het startpunt van de excursie werd de haakse
knik in de haven bij het molentje Windlust. Op
kaart had ik vooraf de aanduiding Km koren
molen) gezien, en was enigszins teleurgesteld bij
het zien van de grote 'miniatuur' uit 1935. Vanuit
dit punt was het excursiegebied goed te overzien,
we wachtten met het nemen van een nat monster
in de vest en zochten eerst op het buitentalud van
de stadswal. Hier was een vegetatie met ruig gras,
die kort geleden was geklepeld en misschien ook
wel tegelijkertijd gezogen. Met die moderne be-
heerstechniek kan daarmee een hele fauna gede
cimeerd worden,lijkt mij. Er waren in ieder geval
geen slakken te bekennen op het hoge deel,aan de
basis van de muurtjes. Met de langdurige zomer-
droogte zat het ook niet mee. Jaap zocht laag op
het talud onder een grote Meidoorn. Dat gaf hem
als resultaat wat oude huisjes van Behaarde slak
en Bruine blinkslak, alsmede een levende Kleine
akkerslak. Beneden langs de haven heb ik wat
rondom een (meter?)kast gekeken, wat aanvul
lend levende Gevlekte akkerslak, Boerenknoop-
je en Grote glansslak opleverde. Het wegbuigen
van het gras aan de basis van dit soort voorzienin
gen levert altijd wel een levende slak op. Een po
ging om in het geklepelde gras, laag op het talud,
toch nogeen levende Behaarde slak te vinden liep
op niets uit. Een passant met hond wist ons te ver
tellen dat er verderop, richting Grevelingenmeer,
altijd veel naaktslakken waren te zien, dus trok
ken we die kant op. Net voorbij de omheining van
het dierenpark gingen we de dijktrap af voor een
blik in een sloot die volledig met riet dichtge
groeid was. Die sloot lag droog, en tussen het riet
waren enkel wat oude huisjes van reeds genoem
de soorten te vinden. Tegen een stuk plastic zat
een zieltogend juveniel van de Glanzende
agaathoren, zo genoemd omdat in het strooisel
ook een leeg, volwassen exemplaar werd her-
75