Twee karakteristieke kustbijen
Uitzicht vanaf het Colletesduintje over de Kwade Hoek. Foto: Anton Baaijens.
Kees de Kraker
In ons land komen meer dan 300 soorten wilde bijen voor. Een beperkt aantal daarvan is gebonden
aan het kustgebied en voor twee daarvan is het Deltagebied van uitzonderlijke betekenis.
Tekenend voor deze situatie zijn de Nederlandse namen Schorzijdebij en Schorviltbij die de bijen
gekregen hebben. In het land van schorren en slikken is de betekenis daarvan helder, in tegenstel
ling tot daar waar men over kwelders spreekt. In dit artikel wordt de ecologie en de verspreiding
van de twee bijen, met name in het noordelijk Deltagebied, nader toegelicht.
Toen er tien jaar geleden op initiatief van Stich
ting Het Zeeuwse Landschap een insectenwerk
groepje tot stand kwam, lag het voor de hand dat
er te zijner tijd ook onderzoek zou worden gedaan
aan het voorkomen en de ecologie van de Schor
zijdebij Colletes halophilus. Deze soort vormde
op insectengebied de trots van het Landschap. Im
mers een aanzienlijk deel van de wereldpopulatie,
naar schatting zo'n 90%was te vinden in het door
de stichting beheerde Verdronken Land van Saef-
tinghe. Nog veel zeldzamer was de koekoeksbij
die haar eitjes in de nestcellen van de Schorzijde
bij deponeerde, de Schorviltbij die in 1937 door
Van Lith op De Beer ontdekt was en daar haar we
tenschappelijk toevoeging aan ontleende (Epeo-
lus tarsalisssp rozenburgensis).
In 2004 startte de werkgroep een inventarisa
tieproject van de Schorzijdebij en in het verlengde
daarvan, de Schorviltbij in het Deltagebied. Dit
onderzoek is in later jaren in noordelijke en zui
delijke richting uitgebreid,zodat momenteel heel
de kust van Schiermonnikoog tot aan Bretagne op
deze bijen is onderzocht. Het leuke van het on
derzoek aan relatief onbekende diersoorten is,
dat er nog veel te ontdekken valt. Zeker in groeps
verband werkt dat heel stimulerend.
Het ideale biotoop
Het ideale biotoop van de Schorzijdebij bestaat
uit een groot Zeeasterveld (voedsel) nabij een
duingebied waar nog duinvorming plaatsvindt
(nestgebied). Aangezien de Zeeaster het best op
een slibrijke bodem gedijt, is dit een situatie die
slechts hier en daar aan de kust, met name bij ri
viermondingen, voor komt. Vroeger voldeed De
Beer aan de genoemde vereisten van zand èn slik,
maar tegenwoordig is er in Nederland geen ge
bied dat hieraan méér beantwoordt.dan de onvol
prezen Kwade Hoek op Goeree. Hier bleek zich
dan ook een zeer grote populatie van de Schorzij
debij te bevinden.
Gelukkig - en noodzakelijk om te overleven -
weet de Schorzijdebij zich ook in andere situaties
te handhaven, waarbij niet uitsluitend genesteld
wordt in duintjes of zandgrond. Aanwezigheid
van Zeeaster is echter wel een voorwaarde en
bijna altijd liggen de nestlocaties buitendijks.
Dat eerste jaar van onderzoek deed de Zeeuw
se chauvinisten de schellen van de ogen vallen.
Zeker, op Saeftinghe zat een hele grote populatie,
maar op de Kwade Hoek zaten er veel meer en
ook op Voorne bij het voormalige autostrand
moest zich een forse populatie bevinden. De laat
ste bleek overigens erg onstabiel en er werd bij
later onderzoek na een springtij, nauwelijks iets
van teruggevonden. Het Zeeuwse ego moest nog
meer veren laten toen we een jaar later in Noord-
Frankrijk (Baye d'Authie) eenmegakolonie von
den van misschien wel een miljoen exemplaren.
12