Oude Schouwse gegevens Toen de bibliotheek van de Vogelwacht een aantal jaren geleden werd opgeheven, was ik zo gelukkig om in het bezit te komen van een rapport, getiteld "De Lepidopteriologische Betekenis van De Schouwse Duin- en Vroongronden", door W.J. Boer Leffef, geschreven in 1977 maar pas in 1980 door het Rijksinstituut voor Natuurbeheer gepubliceerd. Het is nog zo'n ouderwets getypt rapport met teksten waar de fouten zijn ver beterd door erover heen te tikken. Iets wat in deze tijd van computer, printer en internet gedateerd aandoet. De subtitel luidt: "Soortenlijst van de Macrolepidoptera tijdens een RIVON-inventarisatie in 1961 en 1962 in de 'Kop van Schouwenwerden aangetroffen, aangevuld met enige notities van vroegere en latere waarne mingen doorJ.P.C. Boot" Nu blijken het bij die notities van JPC Boot niet slechts om een paar opmerkingen te gaan, maar bij dagvlin ders en bekende nachtvlinders als van de beervlinders of de pijlstaartfamilie, kan zijn beschrijving en lijst met waarnemingen tot wel drie (Doodshoofdvlinder) of vier bladzijden (Koninginnepage) oplopen, waarbij de waarnemingen de hele periode van 1920 tot 1977 beslaan en behalve Schouwen ook andere delen van Zeeland betreffen (Tholen en soms Zeeuws-Vlaanderen). Het meest echter over de directe omgeving van Burgh. De basis van het onderzoek bestond uit de vangstresultaten van een drietal lichtvallen die waren opgesteld bij het Slotbos, Burgh en de Boswachterij. Deze werden resp. beheerd door de heren G. de Beer (onderwij zer Haamstede), J.RC. Boot (fruitkweker Burgh) en A.M. van der Weel (voorwerker Domeinen). Bij gunstige weersomstandigheden werd de lamp aangedaan en de volgende dag de vangst na een verblijf in de stikpot, door de beheerder opgestuurd naar Boer Leffef. Dit heeft veel gegevens opgeleverd die nu bijzonder waar devol zijn omdat het een goede vergelijking mogelijk maakt met de resultaten die uit het huidige onderzoek komen. Om het voorkomen van nachtvlinders in Zeeland in kaart te brengen zijn er momenteel verspreid over de provincie nachtvlindervallen geplaatst. Anton Baaijens van de Vlinder- en Libellenwerkgroep Zeeland verzorgt de coördinatie van het netwerk en verleent assistentie bij determinatie van de lastige soor ten. De slotconclusie die aan het eind van het rapport van Boer Leffef getrokken wordt, is dat het Schouwse duin- en vroongebied van bijzondere betekenis is voor de vlinderfauna omdat maar liefst zo'n drie kwart van het gehele Nederlandse vlinderbestand hier zou voorkomen. En dat is niet gering! Wanneer het met de nachtvlinders net zo gegaan is als met de dagvlinders zou dat betekenen dat er momenteel op Schouwen minder dan de helft van het Nederlandse soortentotaal voor zou komen. Wat trou wens ook al erg veel lijkt. Voor een betrekkelijke leek als mij, vormen de notities van JPC Boot het meest interessante deel van het rapport. Vooral omdat ze aan veel bekende personen (een deel van de waarnemingen komt uit de Sterna) en plekjes gekoppeld zijn en ook wel eens vermakelijk vanwege het tijdsbeeld dat er uit naar voren komt, zoals bij het zeldzame Boswitje Leptidea sinapis: "(M.i. moeten we in gevallen als van Boswitje rekening houden met als "verstekeling" naar hier meegereisde vlinders. Het verkeer van vooral Duitse en Belgische toeristen per caravan naar hier is enorm toegenomen. Er zijn trouwens ook heel wat Schouwen-Duivelandse caravanbezitters die daarmee hun vakantie in het buitenland doorbrengen. Boot. en bij de Grijze Herfstuil Paradiarsia glareosa die tot 1959 voor het onderzoek op Schouwen tot één van de zeldzaamste in ons land behoorde, maar hier veel bleek voor te komen en waarvan Boer Leffef de beschrij ving afsluit met: "Af te wachten valt of de bestaande situatie van blijvende aard zal zijn." (Totnogtoe - 1977 - is dit weI het geval, leder jaar na de inventarisaties van de heer Boer Leffef heb ik de soort volop aangetrof fen. Ook bij de straatlantaren voor mijn woning vind ik in de vliegtijd van de soort des morgens vleugels van de glareosa-vlinders, die op het licht zijn afgekomen en een prooi worden van de vogels. Boot)". Op waarne ming.nl vind ik voor de periode 1999-2006 slechts 3 waarnemingen en dat meer in het midden van het land. Het is kennelijk nog steeds een erg zeldzame soort. 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2006 | | pagina 31