De geschiedenis van het natuurmonument De Beer, een eerste klas landschap Gerard L. Ouweneel Dit najaar een halve eeuw geleden raakte bekend dat de Rotterdamse Havendienst werkte aan een uitbreidingsproject richting zee. Een paar maanden later, in 1957, kwamen de plannen in volle omvang op tafel. Dit plan-Europoort annexeerde heel Rozenburg voor haven- en industriegebied. Twee dorpen zouden moeten verdwijnen, Nieuwesluis en Blankenburg. En dat lot was ook het natuurgebied De Beer beschoren, gelegen op de kop van Rozenburg. Rotterdam kreeg het licht spoedig op groen. De eerste opspuitingen op De Beer vonden al plaats in 1958. Zeven jaar later was het gebeurd. In het in 2007 verschijnende boek van Ed Buijsman zullen wij het hele verhaal kunnen lezen over het ontstaan, de glorietijd en de liquidatie van De Beer. Voor degenen die herinneringen koesteren aan zwerftochten over De Beer, betekent dit dat ze tenminste rond de 60 zijn. En personen die vol gens de schrijver Ed Buijsman nog de echte De Beer hebben gekend, zullen wij moeten zoeken in de leeftijdscategorie van rond de 80. Want reeds tijdens de Tweede Wereldoorlog vond de aanleg plaats van de circa 300 hectare metende Pan- of Krimpolder, gelegen direct achter De Beer. Voor deze polder werd een uniek zilt getijdenmoeras opgeofferd, een gebied waarover lieden die er ooit in ronddoolden, zich unaniem lovend uitlie ten. De schrijver Ed Buijsman heeft De Beer zelf nooit gekend. Hoe hij geboeid raakte door het ge bied en het gebeuren eromheen, is een verhaal op zich. Getroffen door de veranderingen die zich voltrokken in het Nederlandse landschap,ging de schrijver op zoek naar plaatsen waar een vergelij king was te maken tussen de huidige situatie en het landschap in de eerste helft van de vorige eeuw. Als referentie gebruikte Buijsman de pla ten uit Jac. P. Thysses fameuze Verkade-albums 'Waar wij wonen' en 'Onze groote rivieren'. Hij reisde de plaatsen langs en stelde vast welke land schapselementen nog terug te vinden waren, ruw weg 70 jaar nadat de kunstenaars ter plekke had den geschilderd. Soms viel dat mee, meestal niet. Zo kwam Buijsman ook op de Maasvlakte, waar hij constateerde dat van de aquarel van J. Voer man jr. van De Beer, afgebeeld op pagina 67 van 'Onze groote rivieren', alleen de 'Zeeuwse' toren van Brielle nog was terug te vinden. Verder zag hij daar een landschap dat werd gedomineerd door havens,fabrieken.hoogspanningsleidingen,over slagbedrijven, windturbines en opslagtanks voor ruwe olie. Buijsman raakte geboeid door hetgeen zich kennelijk had afgespeeld tussen de monding van de Nieuwe Waterweg en de Brielsche Maas. Een ooit door Simon de Waard gemaakte diafilm over De Beer toonde hem hoe uitzonderlijk fraai het landschap was geweest. Hij besloot uit te zoe ken wie destijds het natuurmonument bestuurde, hoe dat bestuur plaatsvond, wat er voorviel tij dens de Duitse bezetting, hoe Rotterdam zo snel en doeltreffend zijn slag had kunnen slaan en welke vergeefse pogingen natuurbeschermers ondernamen tegen de liquidatie van het 'eerste klas landschap' van De Beer. Buijsman ging aan het werk. The making of.... Toen schrijver voorjaar 2004 Buijsman voor het eerst ontmoette, was deze al 3 jaar bezig met het uitpluizen van archieven en het voeren van ge sprekken met personen die ooit iets met De Beer hadden te maken. Buijsman kon mij dan ook heel wat meer vertellen over het gebied dan ik hem. Verbazingwekkend was de informatie uit de pe riode van de Tweede Wereldoorlog, toen het ge bied door de Duitse bezetters hermetisch was af gesloten, onder andere om er het grootste bunkercomplex van hun gehele Atlantikwall te (laten) bouwen. Veel van dit materiaal wist Buijs man op te diepen in Duitsland. Het boek toont onder andere een foto van Veldmaarschalk Rom mel, genomen voorjaar 1944, enkele maanden voor zijn dood, bezig met inspectie van verdedi- 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2006 | | pagina 12