het om 30 hectare. In de Appelzak, ten westen van
Moerdijk, rond de monding van de Roode Vaart
om 20 hectare. Midden jaren zestig besloeg het
areaal in het gebied van de Spuimond circa 100
hectare. Toen waren als gevolg van de aanleg van
de Volkerakdam en het Hellegatsplein de biezen
velden van de Ventjagersplaten al grotendeels
verdwenen. Door industrievestiging onder Moer
dijk kregen eind jaren zestig de biezenvelden van
de Sasseplaat en de Appelzak het te verduren.
Kort na 1970 was het als gevolg van de sluiting van
het Haringvliet met ze gedaan, net als met de bie
zen van de Spuimond.Na 1970warenerpogingen
biezen terug te brengen in het Haringvliet, onder
andere op de Ventjagersplaat. Maar resultaat
bleef uit.
Gemiddeld groeide de Ruwe Bies in de getij
denzone wat lager dan de Zeebies. Gemengde vel
den waren overal te vinden. Rond de Spuimond
waren de arealen van Zeebies en Ruwe Bies
scherp afgegrensd. Omdat de Zeebies voor de bie-
zentelers geen economische waarde had, hielden
deze de velden met Ruwe Bies 'schoon'. Beide
soorten biezen zijn meerjarige planten in die zin
dat de bovengrondse delen afsterven en de wor
telstelsels overblijven. Biezen bezitten uitgebrei
de, stevig in de bodem verankerde wortels, de
Ruwe Bies met wortelstokken, de Zeebies met
wortelknollen. Grauwe Ganzen plachten zich te
goed te doen aan de scheuten en stengels, maar
vooral aan de jonge knoppen en de wortelstelsels.
Om deze te bereiken groeven de ganzen met hun
snavels het slib weg, om daarna delen van de wor
tels los te trekken, waarbij ze om meer kracht te
kunnen zetten, zich tegen de bodem schrap zet
ten. Dat moest gebeuren bij laagwater. Het
schouwspel van een gezelschap in de biezen foe-
ragerende Grauwe Ganzen was er een tje van ruk
kende en trekkende vogellichamen in allerlei on
harmonieuze houdingen. Biezentelers hadden
het niet op de ganzen. De opzichter van 's Land
Gors.de heer A. Kersten, berekende destijds voor
het seizoen 1964-1965 een schadepost van circa
35.000 gulden als gevolg van ganzenvraat in het
biezenbestand van de Spuimond. Ook was Ker
sten ervan overtuigd dat de ganzenvraat tot ont
gronding leidde. Over hoe de Grauwe Ganzen in
de biezen te werk gingen en hoe deze op verschil
lende manieren schade veroorzaakten, kon Ker
sten lang en boeiend vertellen.
Boven en rechts: oude beelden van aanplant en oogst van
biezen in het Haringvliet. De opnames zijn destijds ge
maakt door de al lang overleden A. Kersten opzichter van
's Lands Gors onder Goudzwaard.
Collectie: Gert Huijzers.
Grauwe Ganzen
Niet ondenkbaar is dat voor een eventuele te
rugkeer van biezen in en langs het tracé Biesbosch
- Hollandsch Diep - Haringvliet, Grauwe Ganzen
een barrière kunnen vormen.Ter verdediging van
deze these moeten wij eerst weer circa 60 jaar
terug, waarvoor schrijver o.a. de in 1967 versche
nen studie van Luuk Draaijer opsloeg. De tot rond
1950 langs het HDHv verblijvende Grauwe Gan
zen foerageerden voor het merendeel in de biezen
en voorts op buitendijks grasland. Bezoek aan
binnendij kse graslanden kwam voor. maar slechts
op kleine schaal. Midden jaren zestig verbleven in
voor- en najaar maximaal 8.000-11.000 Grauwe
Ganzen in Nederland. In winter 2000-2001 waren
dat er 264.000. Een halve eeuw terug beliep het
aantal langs het HDHv verblijvende Grauwe
Ganzen dus eveneens een fractie van thans. Toen
waren het typische passanten in voor- en najaar.
Hooguit enkele honderden overwinterden, mo
gelijk met uitzondering van de Spuimond, waar op
10