Het begint in de tuin met een bruidsvlucht, een vlucht van witte vlinders boven de bedden, tussen de ge spannen draden door,uiterst sier lijke paartjes, slalom in de lucht, scheervlucht en loopings in de ver baasde ogen van het jongetje. De onschuld geconsumeerd in de holte van een blad, een snelle pa ring waar de zegen op rust van de kruisbloemigen. De koolfamilie, spruitkool, savooiekool, rode kool en witte voor de zuur kool. Arme kooltjes, men heeft hun het geheim niet verteld. De geboorte in de beschutting van hun blade ren, kleine gele eitjes afgezet door de koolwitjes, onder het zware groene blad geplakt, de verstopte eitjes. En dan breekt de dag aan van de geboorte in de kool, dan komen de trosjes rupsen uit, in de schaduw kronkelende baby's, honderden bekjes die in de kinderka mer overgaan tot de strijd, borend en kauwend verwerken ze het groente vlees van de kool. Kleine groene keutels op hoopjes in de ok sels van het blad en niet veel later het skelet. 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2005 | | pagina 15