Kerkuilen in opmars op Schouwen-Duiveland
Rinus van 't Hof
In de donkere avonduren ziet men langs de polderwegen vanuit de auto in het licht van
de koplampen wel eens een lichte vogel vliegen. Men heeft dan te doen met een nacht
vogel en vaak is dat een Kerkuil Tyto alba. In de jaren 80 waren Kerkuilen schaars, maar
nu zijn ze weer talrijker geworden in Nederland dankzij de actieve inzet van vrijwilligers
die de soort door beschermingsmaatregelen uit een diep dal haalden. Ook op
Schouwen-Duiveland functioneert binnen de Vogelwerkgroep een kleine groep die zich
speciaal inzet voor de Kerkuil.
Landelijke situatie
In heel Nederland zijn er ongeveer 800 vrijwilli
gers die zich inzetten voor de bescherming van de
Kerkuil. Zij verzorgen het plaatsen van Kerkui-
lenkasten en houden zich bezig met het broed-,
ring- en beschermingsonderzoek speciaal gericht
op deze soort. De Kerkuilenstand is niet stabiel
maar past zich aan de Veldmuizenstand aanDeze
knaagdieren kennen in West-Europa een driejari
ge cyclus. Topjaren voor de Kerkuil (dankzij de
Veldmuis) waren 1990 met 1110.1993 met 1052
1996 met 1392 en 1999 met 1699 broedparen.
Kerkuilenbeschermers moeten in daljaren -
meestal direct na een topjaar- soms teleurstellin
gen incasseren. Door de weinige Veldmuizen -het
stapelvoedsel van de Kerkuil- is het broedsucces
van de soort in zulke jaren zeer gering. Tegen
woordig heeft men ook te maken met 'krakers'
van Kerkuilenkasten. In deze speciaal geplaatste
kasten aan de gevel van een boerderij of opslag
schuur vestigen zich steeds vaker Holenduiven,
Soepduiven. Kauwen. Torenvalken, Bosuilen,
Steenuilen,Mandarijneenden en zelfs Boommar
ters. Ook in Zeeland spelen deze kraakactivitei-
ten zich af en veroorzaken zo broedverstoring bij
de honkvaste Kerkuilen. Dit kan leiden tot niet-
broedende uilenparen en heeft dus een negatief
effect op het totale broedsucces van de soort.
Situatie op Schouwen-Duiveland
In 1987 werd de Kerkuilenwerkgroep Zeeland
opgericht. Dat betekende tevens de start van het
Kerkuilenwerk op Schouwen-Duiveland. Vanuit
de Vogelwerkgroep zetten twee personen zich
toen in voorde terugkeer van de zeldzame oranje
kleurige uil op het eiland. De hoofdprioriteit die
gesteld werd was het plaatsen van broedkasten.
Hiermee werd daadwerkelijk meteen begonnen,
verder werd begonnen met het noteren van soli
taire en dode exemplaren en het ringen van pulli.
Na het plaatsen van uilenkasten begon het project
als een trein te lopen. Veel agrariërs en grondeige
naren hadden graag een Kerkuil op hun erf, want
door de gegeven voorlichting wist men dat Kerk
uilen muizenverdelgers zijn; precies wat men
nodig heeft op een boerenerf. Vanaf de jaren ze
ventig tot 1987 was de Kerkuil op Schouwen-Dui
veland een incidentele broedvogelIn het verle
den was dat wel anders geweest, want men schat
dat half de jaren vijftig de populatie op het eiland
nog enkele tientallen paren moet hebben omvat.
Na het plaatsen van de eerste Kerkuilenkasten in
1987 moest men op het eerste succes wachten tot
1989.Toen broedde er te Schuddebeurs in een ui-
lenkast een paartje dat 4 jongen groot bracht. In
1991 waren er totaal 40 kasten geplaatst. In 1992
konden al vijf broedparen worden genoteerd! In
1993 waren er al 56 kasten geplaatst en dat was
maar goed ook want het werd een topjaar met 7
broedparen die in totaal 29 pulli grootbrachten.
Van deze pulli zijn er toen 21 geringd door Dhr.
A.H.N. Schaap uit Oostkapelle. Dit ringonder-
zoek is belangrijk voor verdere studie aan de
soort. Zo worden tijdens het ringen biometrische
gegevens genoteerd en uit terugmeldingen komt
men meer te weten over leeftijd, doodsoorzaak,
dispersie en eventuele nieuwe broed- en leefterri-
toria van de vogels. Uit resultaten blijkt dat Kerk
uilen in gevarieerde biotopen leven die een dia
meterven 3 tot 5 km. hebben. De dispersie van de
Kerkuilen van Schouwen-Duiveland was niet zo
groot; er kwamen vooral terugmeldingen uit Zee-
51