flakkee lijkt de Beverrat regelmatig voor te
komen. Vermoedelijk is de soort langs de noord
oever aan het Haringvliet niet ongewoon. In 1999
verbleef er een Beverrat op de Hompelvoet (Gre-
velingen) en in 2000 werd een adulte Beverrat
waargenomen in een van de plasjes bij de Punt.
Gevaar?
Ondanks zijn imposante verschijning (met
staart erbij ruim een meter lang en een gewicht tot
tien kilo) zorgt dit dier niet voor direct gevaar. Het
valt geen mensen aan en brengt geen enge ziekten
over. Het graafwerk dat Beverratten verrichten
vindt vooral in hun biotoop: een dichtbegroeide
oeverzone, plaats. In dijken of kale slootkanten
wordt dan ook zelden gegraven, zodat van deze
soort geen Muskusratachtige toestanden zijn te
verwachten. Waar het biotoop grenst aan perce
len met landbouwgewassen is vraat- en tredscha-
de te verwachten.
De soort maakt een hol in riet of hoog gras.
Liefst hoog op de oever en ver weg van menselijke
activiteit. Het voedsel is plantaardig en bestaat
vooral uit riet en biezen, met name de wortels van
deze planten. Rietsnijders, nog steeds actief in de
Biesbosch, zien de soort dan ook liever gaan dan
komen. Daarnaast eet de Beverrat landbouwge
wassen als maïs en bieten. Twee tot drie keer per
jaar werpt het vrouwtje twee tot negen jongen. U
begrijpt dat metzo'n productie een populatie snel
kan groeien.
Beverratten zijn trouwens slecht bestand tegen
strenge winters; ze bezitten weliswaar een dikke
vacht, maar de veel minder beschermde poten en
staart vriezen bij doorstaande vorst vaak af. De
dieren komen dan van honger om.
De Bever in de Biesbosch
In tegenstelling tot de vorige soort is de Bever
wel degelijk inheems, hoewel de soort ruim 150
jaar in onze fauna ontbrak. Algemeen wordt aan
genomen dat een visser uit Zalk in 1825 met een
welgemikte klap de laatste Nederlandse Bever
om zeep hielp. In 1982 besloot de inspectie Na
tuurbehoud van SBB een werkgroep in te stellen,
die moest onderzoeken of herintroductie van de
soort in ons land haalbaar zou zijn. Na een positief
advies van deze werkgroep besluit het Ministerie
van LN V dat herintroductie van de Bever wense
lijk is. En dan gebeurt erniets! Onder druk
van SBB besluit uiteindelijk minister Braks dat in
1988 Bevers worden uitgezet. De Bevers worden
gehaald uit het voormalige Oost-Duitsland, langs
de rivier de Elbe. Een aantal dieren krijgt vóór dat
ze worden vrijgelaten een zender ingebracht. Ui
teraard om verplaatsing e.d te kunnen vaststellen.
Bart Nolet observeerde voor het RIN vijf jaar
lang deze Bevers (in totaal zijn door samenwer
king van SBB en WNF 42 dieren uitgezet in de
Biesbosch). Inmiddels staat vast dat het beverbe
stand groeit, zij het met hortenen stoten. Pseudo-
tbc en scheepsschroeven hebben hun tol geeist.
Tussen 1988 en 1996stierven ca. 18 Bevers. Van 3 in
1988 doodgevonden Bevers is de doodsoorzaak
nauwkeurig vastgesteld: één verhongerde door te
ver doorgegroeide tanden, één st ierf aan de gevol
gen van longontsteking en de derde -een wijfje
van maar liefst 34 kilo- kwam om als gevolg van
een lekkende zender die destijds was ingebracht.
Ondanks deze dode dieren wordt de stand op
zo'n 80 exemplaren geschat. Maar het kost nog al
tijd de nodige moeite om er één te zien.Vaak moet
je genoegen nemen met sporen van het dier: om
en aangeknaagde stammen, of een echte bever
burcht.
Na de herintroductie in de Biesbosch zijn er ook
dieren uitgezet in het beroemde natuurgebied
Gelderse Poort bij Nijmegen en in Natuurpark
Lelystad.
Henk van der Steenhoven woont in Heusden
(NB) en brengt regelmatig bezoeken aan de Bies
bosch, fotografeert daar ook veel
80