Aanleg van de Brouwersdam nabij Scharendijke. Vanuit de gondels aan de kabelbaan liet men betonblokken in het watervallen. Fulo:Gert-Jan Built. De wat slibrijkere, en daardoor minder ver- stuivingsgevoelige Slikken van Bommenede zijn toendertijd niet ingezaaid, en hier kon de vegetatie zich geheel natuurlijk ontwikkelen. In 1975 was een groot deel van dit gebied nog maar spaarzaam begroeid met hogere planten. Over de hele plaat kwamen nog veel zoutplan- ten voor. In het ruim 420 m lange onderzoek- transect ontbraken zoutplanten alleen in de iets hoger liggende.ca 10 m brede zone tegen de dijk aan. Vanaf het open water van de Greve- lingen kwamen in de eerste 200 m alleen maar zoutplanten voor.beginnend met een ijle vege tatie van zeekraal, schorrenkruid en schijn- spurrie. Verderop kwamen daar kwcldergras en zeeaster bij. Na die eerste 200 m werd de ve getatie soortcnrijker. weliger en iets dichter. Hier begon de bodem sterk bedekt te raken door mossen. Vanaf hier waren de bovenste em's van de bodem genoeg ontzilt voor deze eerste niet-zoutplanten. Behalve zout in de bodem was namelijk het kiemingsmilieu de eerste jaren op de kale Grevelingenpiaten nog zeer extreem: een sterk wisselend bodem- vochtgehalte en grote verschillen in bodem- temperatuur gedurende de dag en nacht. Zoals overal op de wereldvormen onder zulke extre me omstandigheden, zoals bijvoorbeeld in toendra's en kaal gestoven delen van de dui nen, mossen (zonder wortels en geen probleem met totale verdroging) de belangrijkste vege tatie-component. Verder wandelend richting dijk langs het transect in 1975 kwamen in de knikmos-tapij- ten ook plantensoorten voor die kenmerkend zijn voor een overgangsmilieu tussen zout- en zoet grondwater, zoals zilte zegge, zilte rus en aardbeiklaver. In de buurt van de dijk was het aantal en de bedekking van hogere planten het hoogst. Naasl nog steeds zouttolerante soorten als melkkruid en een dicht mostapijt, groeiden hier ook verspreid staande exemplaren van l'i- oringras, strandkweek, beemdgras en wilge roosje. De groeiwijze van bijvoorbeeld fioringras- planten duidden op een nog 'bar' milieu; een zeer platgedrukte, ijle pol met soms uitlopers met een lengte van meer dan een meter. Zo'n plant had zich op een net iels gunstiger moment weten te vestigen, de blaadjes werden stijf tegen de grond gehouden om zo min mogelijk vocht te verliezen en lange bovengrondse uit lopers waren naarstig op zoek naar micro-mi- lieu's in de omgeving waar het iets minder ex treem was.zodal daar wortels gevormd konden worden. De Grevelingcn nu Zomer 1999 en staande op de dijk in de zuid oost-hoek van de Slikken van Bommenede. Net als in 1975 is het wijdse vergezicht over deze plaat met de daarachter liggende Greve- lingen en de Veermansplaal nog steeds over weldigend. Evenals de rust die hier heerst. Er is weliswaar in de tussentijd een toeristenstrand je bij de werkhaven aangelegd, en op zonnige dagen is het aantal langsvarende boten ver tienvoudigd. maar zeker het oostelijk deel van dit gebied is nog 'overdonderend' stil. Het vegetatiebeeld is natuurlijk sterk gewij zigd. Zeer opvallend is de boom- en struweel- ontwikkeling in en langs het gebied. De stenen 82

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1999 | | pagina 82