de stolpen in dit lage land van Schouwen 's- winters volledig geisoleerd liggen in de water vlakte. Volgens hem zijn er wel waterstands verschillen tussen zomer en winter van meer dan twee meter! Terwijl ik me dit probeer voor te stellen dringt ook het flinke aantal zingende Veld leeuweriken hoog boven me tot me door. De soort broedt in dit extensieve landbouwgebied ongetwijfeld in dichtheden waar je in 1999 al leen maar van kan dromen. Op de mestvaalt bij de boerderij scharrelen trouwens ook een Ta- puit en nogal wat Witte Kwikstaarten 'Paere- wachtertjes'. Ik realiseer mij dat hel verdwij nen van die open mestvaalten in de 20e eeuw een reden moet zijn geweest voor de achteruit gang van de soort op het platteland. We zijn nu vlakbij 's-Lands Watermolen en de vaart buigt richting Oosterscheldedijk. "Hier achter de dijk. in de Oosterschelde ligt het voormalige Rengerskerke" meldt Abra ham. Ik herinner me de lessen landschapskun- de van Frans Beekman en weet dat er nog wel meer verdronken dorpen liggen in dit uitge strekte, verloren gegane zuidland. Volgens Abraham is de kans gerede dal er zich nog wel eens landverlies zal voordoen. En weer begint hij over de regenten die veel te laks reageren op de talloze oever- en dijkvallen aan de Zuidkust. Maar hij haast zich erbij te vermelden dat er enige hoop gloort.Twee jaar geleden is de heer Andries Schraver benoemd als adjunctcom mies van Schouwen. In datzelfde jaar ontving hij zelfs een aanstelling als adjunct-inspecteur van de waterstaat in Zeeland.4' Een man waar van ze zeggen dal hij een grote kennis heeft van waterbeweging en waterloopkunde. en een man met daadkracht"Verleden jaar. in 1798 is Rijkswaterstaat opgericht, vervolgt Abraham. "Die Schraver is een geboren waterstaats man". Vlak vóór de boot steekt net een gezin Wa terhoentjes-'Duukeloentjes' aldus Abraham- de vaart over. In een kraag van riet en lisdodde zingen verschillende Kleine Karekieten. Riet zangers -tesamen als 'Rietpiepertjes' aange merkt door Abraham- en Rietgorzen. Drie soorten die behoorlijk talrijk zijn in dit gebied getuige de tientallen zangposten die wij al zijn langsgevaren. En net als bij Serooskerke zijn ook hier op hel grasland minstens twee toer- nooiveldjes van Kemphanen, op één ervan staan wel twintig mannetjes! Al geruime tijd tekent zich het silhouet van Zierikzee in het oosten. We zijn nu zeer dicht bij de stad. Vlak vóór de stad varen we aan onze linkerhand nog een meestoof voorbij. Weder om een dankbaar onderwerp voor Abraham die gelijk begint uit te leggen."Een belangrijke teelt op Schouwen-Duiveland is die van de meekrapplan t. De wortels van de plant leveren een rode verfstof die zeer gewild is. Een meestoof is niet anders dan een bedrijfsge bouw, waar de wortels van de plant wordt ver werkt tot de rode verfstof".Maar de 'meecam- pagne' is al gestopt aldus Abraham: na de oogst van de wortels in september worden ze in de meestoof gedroogd en verwerkt. De onge- droogde wortels blijven in de koude stoof maximaal tot aan het volgend voorjaar goed om te verwerken. In wat geboomte bij de meestoof zingen beurtelings een Gekraagde Roodstaart en een Geelgors. Een Ekster komt overgevlogen met een dode muis in de snavel. Ook Abraham neemt hem waar. Aan de blik in zijn ogen zie ik dal kraaiachtigen op weinig sympathie mogen rekenen Eindstation Zierikzee Behendig loodst Abraham ons via de gracht van Zierikzee zuidwaarts. De "dikke" Sint Lie- vens Monstertoren komt nu snel dichterbij. Heel vertrouwd klinkt het voor me als een groepje van twintig Gierzwaluwen luid schreeuwend achter elkaar aan richting toren vliegt. Maar verrast ben ik wanneer ik mijn de terminatie van een zestal Zwarte Kraaien moet omzetten in Roeken! De zes Roeken, omgeven door een schare Kauwtjes, fourage- ren aan de rand van de stad op een grasland. Heel duidelijk is de kale, witachtige en onbeve derde huid rond de snavel te zien. De aanwe zigheid van dit groepje in mei moet duiden op broeden in de omgeving. De Karnemelksvaart, waar we inmiddels zijn ingevaren, is in 1799 nog echt een vaart. 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1999 | | pagina 51