Hoewel onmiddellijk na de bevrijding werd begonnen met het lozen van het inundatie water, duurde het maanden voor het oude pol- derpeil weer was bereikt. Doordat het zomer '45 nog stilstaand water was en het rond de boerderij stikte van de muggen, moest ik iede re dag een slechtsmakend kinadrankje slikken, omdat de oudere generatie altijd nog met een soort malaria (Zeeuwse koorts) in gedachten zat. "In alle gevalle" de eerste vogelwachter Rond de Plompe Toren en daar bij de bun kers, bleven na vertrek van de Duitsers achter prikkeldraad landmijnen liggen. Kleinland- bouwer Adriaan van der Bijl die direkt na de oorlog weer op nieuw begon met zijn koeien en landwerk (de Duitsers hadden in 1943 zijn boerderijtje afgebroken), wist de mijnen die in een soort houten kistjes zaten, precies te liggen. Met zijn wandelstok wees hij ze aan, voor ie dereen die het maar zien wilde. Ik herinner me dat hij er dan op tikte! Op een kwade morgen kwamen we hem dicht bij Haamstede al tegen, op de terugweg van de dokter met zijn handen en armen helemaal in verband gewikkeld. Hij zei tegen ons: "Jongens, in alle gevalle (zijn stopwoord) die mijnen is rotzo!" Uiteindelijk liep het nog goed af. Hij hoefde gelukkig geen vingers te missen! Van der Bijl met zijn karak teristiek en fotogeniek gezicht werd dikwijls als koeienwachter op de Muraltmuur gezeten gefotografeerd, zoals op dc hierbij afgedrukte bekroonde foto die Jan Koevoets uit Zierikzee van hem maakte. De verkeersweg van Haam stede naar Zierikzee liep over de dijk langs zijn boerderijtje. Iedere aantrekkelijke vrouw die passeerde kon hem horen zeggen: "In alle ge valle, da's un lekker wuuf...!'" Verder was de kleurrijke Van der Bijl in die jaren tot zijn over lijden in mei 1951 de eerste vogelwachter van de Koudekerkse inlaag, tevens sleutelbewaar der van de toen weer opengestelde Plompe Toren. Naoorlogsejaren Het jaar 1946 was ergnat, zodat het zout goed uil de grond wegregende. Toch profiteerden kluten, scholeksters en visdiefjes van de nog zoute biotoop. Een kolonie visdiefjes "starret jes",in een weiland richting boerderij Kanaan, kan ik me herinneren. Kokmeeuwen kwamen gek genoeg niet meer terug, wel een enkele strandplevier. De uitzonderlijk hete en droge zomer van '47 gaf veel problemen met opstijgend zout op de landerijen, het deed de schaarse gewassen "verbranden". Veel drinkwater moest voor mens en dier aangevoerd worden naar delen van het eiland die geen waterleiding hadden, want ook de regenbakken raakten leeg en de veedrinkputten waren nog zout, als ze al water hadden. Iedereen moest "waetermenne". Het achterna zitten en schieten van twee wilde zwijnen zorgde in dat najaar voor de no dige sensatie. Als scholieren mochten we van de meester even naar buiten om een dood zwi jn te bekijken dat op een jeep in de Westhoek werd rondgereden. De zomer van 1948 was de zomer van het massaal aanspoelen van coloradokevers. Bijna alle klassen van de lagere school werden inge schakeld om aan de zeedijken de gele.zwartge- streepte één centimeter lange kevers die, zoals we werden verteld, een bedreiging voor de aardappelteelt waren, in potjes te verzamelen. Vanaf de Plompe Toren tot aan Burghsluis werd de basaltglooiing door onze vierde en de vijfde klas afgezocht. Ik weet nog dat de mees ter de kevers tenslotte verbrandde. Uit die jaren tot 1953 zijn nog enkele bijzon derheden over vogels te noemen. In de Koude kerkse inlaag vond ik in 1949 een tureluurnest op een"meetje"(langwerpig stukje land) in het karreveld met een zeldzaam legsel van vijf ei eren. Niet ver daarvandaan een nest met vier eieren van een. voor mij opdat moment, onbe kende vogel, later in mijn eerste vogelboek "Zien is kennen!" als de zeldzame bonte strandloper herkend. Op het afgegraven ter rein bij de bunkers van Striepheule ook een on gewoon legsel van een kluut met vijf eieren. In publicaties over de grutto's staat vermeld dat die vóór 1953 weinig voorkwamen in Schouwen.Toch kan ik nu nog twaalf territoria van grutto's noemen (op één na alle in weilan den) binnen een straal van minder dan één ki lometer gerekend vanaf Luchtenburg. Nog iets 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1999 | | pagina 39