De laatste schreeuw
Johan Everaers
Voor wie nog nooit een uil in de vrije natuur zag, blijft die vogelsoort omgeven met geheim
zinnigheid. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het bekende beeld van desolate plekken als
begraafplaatsen met omgevallen grafzerken en een niet te definiëren schreeuw van een on
zichtbaar beest. Door hun nachtelijke levenswijze en hun bizarre geluiden hebben uilen altijd in
een kwaad daglicht gestaan. Iedereen kent het geluid van de Bosuil waarop men bij het kijken
naar een of andere film wordt getrakteerd. En de spanning stijgt. Vroeger spijkerde men een
dode Kerkuil tegen de schuurdeur van boerderijen om kwade geesten te weren. Die tijd hebben
we gehad. Gelukkig gehad? Alles is betrekkelijk.
Toen immers waren er volop uilen en gezien in dat licht waren de jaren zestig en zeventig voor
uilen een donkere tijd.
Dat het de laatste jaren veel beter gaat met uilen
blijkt uit waarnemingenrubrieken en broedvogel-
overzichten. De Kerkuil is uit een donker dal ge
kropen. Hoewel van een flinke toename kan wor
den gesproken, blijft het werk van Kerkuilenwerk-
groepen toch uiterst nuttig. In de slechtste tijden
voor wat betreft het aantal broedgevallen van
Kerkuilen in Nederland gaf de Nederlandse Ver
eniging tot Bescherming van Vogels een premie
van 25 gulden voor elk geslaagd broedgeval. Zo'n
premie werd uitbetaald voor het broedgeval van
een Kerkuil (Sterna 1981 nr 4) in de schuur van de
familie Van Nieuwenhuyzen aan de Galathesedijk
in Oost-Flakkee in 1981. Het uilengat, dat altijd alin
de nok van de schuur had gezeten, was door Van
Nieuwenhuyzen weer opengemaakt om de schuur
toegankelijk te maken voor muizenvangers. Toen
hij daarmee succes had kreeg ik een seintj e. Vrij wel
elke dag bezocht ik de schuur en ik bleef steeds op
veilige afstand. Johan Dunk en Gerard Ouweneel
waren de enige vogelaars die ik van het bijzondere
geval op de hoogte bracht. Ger Maatkamp ver
meldt in zijn verhaal "De Kerkuil op Goeree-
Overflakkee"( Sterna dec. 1998) dat "uit de perio
de 1970-1990 bij ons geen enkele zekere
waarneming bekend is en dat "pas na 1990 zekere
waarnemingen bij de vogehverkgroep binnenko
men" Hij laat de hierbovengenoemde "donkere
tijd voor uilen" wel erg lang voortduren. Nader on
derzoek zal waarschijnlijk aantonen dat meer
broedgevallen uit die periode bekend zijn en enig
speurwerk zal ongetwijfeld heel wat losse waarne
mingen opleveren.
Die waarnemingen zullen helaas voor een groot
gedeelte betrekkingblijken te hebben op vondsten
van verkeersslachtoffers.
In de gemeente Schouwen-Duiveland is de toe
name van het aantal broedende uilen vooral te dan
ken aan het werk van de eilandelijke uilencoördi
nator. Hij plaatst op geschikte plekken nestkasten
en uit een bij de familie Prager te Noordgouwe in
de schuur geplaatste kast vlogen in 1996 drie jonge
Kerkuilen. Van het voorspoedige broedgeval werd
verslag gedaan in de eilandelijke pers en na een op
roep kregen de uilskuikens zelfs namen: Kasper.
Jesper en Jonathan.
Kerkuilen worden vaak slachtoffer van het ver
keer en bij die aanrijdingen gaat het vooral om
jonge vogels. Na enkele stormachtige dagen met
veel regen vond ik in de berm naast de begraaf
plaats te Noordgouwe op 6 november 1996 een
dode Kerkuil. Een gebroken vleugel en een ver
brijzelde kop gaven aandatheteen verkeersslacht
offer betrof. De vogel droeg een ring met nummer
5310.185. Drie weken later bevestigde het Vogel
trekstation in Arnhem wat ik al vreesde. Jesper had
slechts 78 dagen geleefd.
Literatuur:
Everaers, J.A. 1981 Over uilen op Goeree-Overflakkee.
Sterna 25.4.
12