Broedende Ooievaars op Schouwen-Duiveland?
Illustraties van H.J. Wolff uit:Vogelalbum "Het Klaverblad", Haarlem, 1923.
Frans Beekman
Ruim twintig jaar geleden publiceerde Ben Smulders een overzicht "De Ooievaar als voor
malige broedvogel in Zeeland". Vooral dankzij mondelinge overlevering wist hij broedgege-
vens te verkrijgen uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Ooievaars moeten toen gebroed heb
ben in Zeeuws-Vlaanderen (Aardenburg, Zaamslag). op Walcheren (Koudekerke) en op
Zuid-Beveland (Kapelle, Kruiningen). De vogels broedden op schuren met rieten daken bij
boerderijen, niet op stadhuizen zoals we nu nog kennen van Oudewater of Culemborg. In de ei-
erverzameling van het Zeeuwsch Genootschap bevinden zich eieren uit Zoutelande en Melis-
kerke op Walcheren uit respectievelijk 1881 en 1894. Het broeden van Ooievaars was een zeld
zaamheid in Zeeland.
Het zien van Ooievaars op de voorjaars- en na
jaarstrek komt regelmatig voor. Ik herinner me
nog heel goed een paartje Ooievaar met drie jon
gen, dat in de herfst landde op het sportveld naast
de RSG in Zierikzee en waarop we vanuit lokaal 36
uitstekend zicht hadden.
Ooievaars met hun witte lijf en zwarte vleugels,
rode poten en rode snavel zijn makkelijk herken
bare vogels, die je niet over het hoofd ziet. In het
Zeeuws overzicht uit 1976 ontbrak Schouwen-
Duiveland. maar door toevallige archiefvondsten
is toch over het broeden hier iets bekend gewor
den.
Prenten en schrifteli jke bronnen
Allereerst is een prent uit ca. 1620 van Slot
Haamstede waar op het dak klepperende Ooie
vaars staan getekend. Iets dergelijks komt ook
voor op een 18de eeuwse gravure vanTer Hooge bij
Koudekerke op Walcheren.
Waren voor wat betreft het eind van de 19de
eeuw nog overgeleverde verhalen bekend, voor
het begin van die eeuw zijn we aangewezen op
schriftelijke bronnen. Uit de Franse tijd zijn er twee
berichten. Allereerst vertelde archivaris Peter
Blom op de cursus Groene Geschiedenis afgelo
pen winter, dat in de jaren 1810-1814 in Veere
klachten waren geuit door burgers over Franse sol
daten die zich uit verveling bezig hielden met het
schieten op Ooievaars die op hun nest stonden.
Voor Zierikzee schreef sous-prefect Jean-Paul
Alban in 1811 onder het kopje "Oiseaux de passa
ge" (trekvogels):"Cigogne (cette derniere est pres-
que domestique elle reste dans les environs de
Zzée)". Van de Ooievaar zegt hij: "deze laatste is
bijna tam en blijft rondzwerven in de omgeving van
Zierikzee". In het lijstje waar Ooievaar staat
komen ook voor Gierzwaluw, Roerdomp en Blau
we Reiger die hier zeker broedden. Alban bedoel
de dat deze vogels in de winter wegtrokken.
Verder is er een aardige waarneming door Fre-
derik Nagtglas uit juli 1845 in Zierikzee. Wande
lend door het oude stadje zag hij in een "verlaten
buurt, doodbedaard een ooyevaar kuieren, die nu
en dan stilstaan bleef en rustig en deftig om zich
heen keek. alsof hij peinsde over zijn jonge jaren,
toen hij aan den zonnigen Nijloever of in de scha
duw der piramiden aan krokodillen en roode ibis
sen den buit betwistte en daarbij vergeleek het
grauwe nevelland aan de lage kusten der Noord
zee". Speurwerk van Dr.van Hoorn uit Zierikzee
wees uit dat met "de verlaten buurt" de Schutters
hofstraat werd bedoeld "een stille achterbuurt" in
de woorden van Nagtglas (dank aan H.Uil voor
deze verwi jzing).
In de waarnemingen van 1811 en 1845 valt het
tamme gedrag van de vogels op. Kennelijk schuim
den ze de straten af op zoek naar eetbare zaken,
44