Stormmeeuw Larus canus
De laatste jaren heeft een enkel paar Storm-
meeuwen gebroed op de Noordplaat.
Kleine Mantelmeeuw Lams fuscus
Sinds 1991 broeden er op enkele plaatsen kleine
aantallen Kleine Mantelmeeuwen tussen de Zilver
meeuwen.
Zilvermeeuw Larus argentatus
Na de afsluiting is het aantal broedende Zilver
meeuwen toegenomen van 100 tot 500. Ook het
aantal vestigingen nam toe, vermoedelijk mede
gestimuleerd door het rapen van eieren in alle ko
lonies in het Krammer-Volkerak en omgeving.
Visdief Sterna hirundo
Het aantal broedende Visdieven in het Kram-
merVolkerak is de laatste jaren flink toegenomen.
De 680 paar in 1992 vertegenwoordigen 12% van
de populatie van het Deltagebied.
Noordse Stern Sterna paradisaea
Jaarlijks broeden één of enkele paren Noordse
Sterns in het Krammer-Volkerak.
Dwergstern Sterna albifrons
Aanvankelijk broedden Dwergsterns vooral op
de Plaat van de Vliet, later op de Noordplaat en
de laatste twee jaar herbergt de Krammersche Slik
ken Archipel een forse kolonie. In 1992 broedden
in het Krammer-Volkerak 111 paar, bijna de helft
van alle Dwergsterns in het Deltagebied (Figuur
3).
Discussie en prognoses
Na de afsluiting heeft het Krammer-Volkerak
zich ontwikkeld tot een belangrijk gebied voor
kustbroedvogels. Van veel soorten broedt hier een
aanzienlijk deel van de totale populatie van het
Deltagebied. De functie als broedgebied heeft zich
tot nu toe kunnen handhaven door een aantal ont
wikkelingen. Aanvankelijk waren het vooral de re
cent drooggevallen gronden, die door een geringe
begroeiing aantrekkelijke gebieden vormden voor
pioniersoorten als Kluut en plevieren. Toen in deze
gebieden de ontwikkeling van de vegetatie snel op
gang kwam, kon een deel van de kustbroedvogels
uitwijken naar recent aangelegde eilanden: achter
eenvolgens kwamen als nieuwe broedgebieden be
schikbaar de Noordplaat, de Krammersche Slik
ken Archipel en de eilandjes voor de Hellegats
platen.
In 1993 is een aantal nieuwe eilandjes aangelegd
voor de Plaat van de Vliet en voor de Slikken van
Figuur 3. Verspreiding van broedende Dwergsterns in
het Deltagebied in 1992.
de Heen West. Al deze eilandjes zullen gedurende
enkele jaren een functie kunnen vervullen voor
kustbroedvogels, maar zonder ingrijpende maat
regelen om ze kaal te houden zal deze functie bin
nen afzienbare tijd vrijwel geheel verloren gaan.
Uiteraard zullen zich er wel andere broedvogel-
soorten vestigen.
Op de permanent drooggevallen gronden zou
den zonder menselijk ingrijpen de langzaam ont-
ziltende gebieden nog geruime tijd een functie als
broedgebied voor pioniervogels kunnen hebben
vervullen. Het op grote schaal ingestelde begra-
zingsbeheer (met paarden, runderen, Schotse
Hooglanders) heeft echter ongetwijfeld een nega
tief effect gehad op de functie als broedgebied en
op het broedsucces: het is bijna onmogelijk in be
graasde gebieden een stukje onbetreden bodem te
vinden. Ook een deel van de aangelegde eilandjes
bleek bereikbaar voor vee: in meerdere gevallen
werd vertrapping geconstateerd van nesten van
o.a. Kluten en Dwergsterns.
Het Krammer-Volkerak is waarschijnlijk het
laatste gebied in Nederland waar grote oppervlak
ten drooggevallen gebied zich op natuurlijke wijze
hadden kunnen ontwikkelen tot moeras en bos.
Men heeft echter verkozen ook in dit gebied weer
op grote schaal te gaan tuinieren: graven, begra-
zen, aanplanten van biezen, aanleg van onder-
houdswegen, plaatsen van rasters en hekken etc.
Met name begrazing lijkt de laatste jaren meer een
doel dan een middel te zijn geworden. Het plaat
sen van veekerende rasters (o.a. langs oevers om
oevervegetaties te beschermen tégen begrazing)
heeft niet alleen een 'verknipt' landschap tot ge
volg gehad, maar eist ook veel slachtoffers onder
de vogels.
Dwergstern
1
91