Was je eenmaal in die groep opgenomen werd je eigenlijk wel „gewogen". Saamhorigheid en een juiste sfeer werden als zeer belangrijk ervaren. Die sfeer werd mede bepaald door een min of meer eenvoudige en ascetische levenswijze. Naast de drang naar vrijheid stond ook de broederschap hoog in het vaandel geschreven. Hieruit vloeit voort dat vriendschappen tot in de ouderdom voortduren. Wat betreft de gelijkheid bleek, dat het merendeel der leden voortkwam uit de sociale bovenlaag, zeker voor de oorlog. De natuurstudie stond voorop. Men was wars van politiek. Eén van de redenen wellicht dat de bezetter het voortbe staan van de N.J.N. niet verbood en, zij het oog luikend, die „natuurvorsers" langs de dijken en in het duingebied, duldden. Het samengaan van jongens en meisjes in club verband was in die tijd zeer ongewoon. Het meren deel van de leden was studerend waardoor de N.J.N. een wat elitair karakter kreeg. De drang tot het bestuderen van de natuur was echter bepalend. Toch waren er wel twee stromingen te onderschei den. Je had een „romantisch" deel die de charme van de natuur in haar geheel aanhing en een meer „wetenschappelijk" georiënteerd deel, die de bo taniseertrommel en de verrekijker als relikwieën bij zich droegen. De romantiek had beperkingen. Van de meisjes mocht je verwachten dat ze spor tief waren, maar frivoliteit en sexy-gedrag werd niet gewaardeerd. Dit sluit niet uit dat er menig „bonds-huwelijk" is gesloten toen de tijd daar rijp voor was! Je lidmaatschap had ook de consequentie dat je niet door iedereen voor „vol" werd aangezien. Je werd al gauw bekeken als een flauwe vent met je botaniseertrommeltje en je jacht achter de vogelt jes. Het verschil in maatschappelijke klassen droeg hier zeker toe bij. Zo rond de jaren zestig is de N.J.N. wat „gewo ner" geworden maar niet afgegleden naar een „confectie-jeugd". Na de oorlog is de mens in een versnelling te recht gekomen waardoor zijn contact met alles wat er groeit en bloeit in het gedrang is geraakt. Hier door is het ook gekomen dat wij de speelruimte die ons is geschonken slecht zijn gaan onderhou den. Op het altaar van de economie wordt het mi lieu geofferd. We zijn het „langzamer" leven ver leerd. Wie inhaakt op het natuurlijk ordenend gegeven wordt er niet uit geslingerd. Er is durf voor nodig - en die ontbreekt - je status te relative ren en te trachten onbevangen als een kind alles rondom ons op te nemen en te integreren. Zonder dat het een milieu-club was werd je dat bij de N.J.N. bijgebracht: je sensitief inleven in al die an dere levensbronnen zoals daar zijn de planten, die ren, landschappen, het oerverleden etc. V>e± leoen oaode. lee. mmrr> 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1993 | | pagina 23