het Meidoorn-Vlierstruweel komen diverse andere
struiken en kruiden voor, terwijl het Duin
doornstruweel een meer monotone structuur kent.
In een aantal laaggelegen delen komen loofhout
bosjes voor. In het noordoostelijk deel ligt een pri
maire duinvallei. Verder vinden we in het zuid
oostelijk deel duingrasland en een Kruipwilgve
getatie en in het noorden, langs de zeereep, open
stuifduin met beplanting van Helm en Biestar-
wegras.
Het gebied wordt doorsneden door een aantal
paden richting strand, maar is verder niet toegan
kelijk voor publiek. Het grootste deel van het ge
bied is eigendom van Rijkswaterstaat. Het 'Terrein
De Jonge' was tot 1989 particulier bezit en is
sindsdien in bezit van Staatsbosbeheer.
Inventarisaties
In 1975 en 1981 zijn een aantal overeenkomstige
proefvlakken in het gebied geteld (Van Haperen
1979, Sluijter Van der Wees 1981). In de periode
1984-1988 werd langs een deel van de paden geteld
(Sterna 1982-1988).
Het hier tot het Verklikkergebied gerekende Ter
rein De Jonge wordt reeds vanaf 1974 vrijwel jaar
lijks geteld (Vergeer 1988). Verder beschikken we
nog over een aantal incomplete tellingen die gepu
bliceerd zijn in oude broedverslagen van de Ster-
na. In 1990 is het gehele Verklikkergebied geïnven
tariseerd door de PPD (zie figuur 2).
De broedvogels
Duidelijk overheersend in het Verklikkergebied
zijn typische broedvogels van struwelen. Soorten
die kenmerkend zijn voor opgaand geboomte zijn
redelijk goed vertegenwoordigd, maar komen in
veel lagere dichtheden voor. Daarnaast komen nog
enkele soorten broedvogels voor van water en
Figuur 2: Begrenzing van het geïnventariseerde gebied.
Figuur 1: Vegetatiekaart van het Verklikkergebied (naar
Van Wijngaarden).
moeras en van open terreinen. Enkele soorten uit
met name die laatste groep zijn zeer karakteristiek
voor het duingebied. In 1990 werden in totaal 57
soorten broedvogels vastgesteld. In 1975 werden
48 soorten broedvogels geteld en in 1981 47. Dit
verschil zal voornamelijk veroorzaakt zijn door
het feit dat alleen in 1990 het gehele gebied geteld
is. In totaal zijn tussen 1975 en 1990 91 soorten
broedvogels vastgesteld in het Verklikkergebied.
Een groot deel hiervan werd slechts in één of enke
le jaren als broedvogel gevonden. In het nu vol
gende gedeelte zullen achtereenvolgens de stru
weelvogels, de soorten van opgaand geboomte, de
soorten van water en moeras en die van het open
terrein besproken worden.
Struweelsoorten
In 1990 werden bij vijf soorten struweelvogels,
te weten Winterkoning, Heggemus, Nachtegaal,
Grasmus en Fitis, dichtheden van meer dan 20
paar per 100 hectare vastgesteld. Gezien het feit
dat geen enkele soort uit een andere groep een zo
hoge dichtheid behaalt zijn deze soorten de meest
talrijke in de Verklikkerduinen. De meest opval
lende soorten uit bovenstaand rijtje zijn Nachte
gaal en Grasmus. Beide soorten komen in West-
Nederland voornamelijk voor in de duinen en
zelfs daar zijn dergelijke dichtheden over een
groot gebied zeldzaam.
Beide soorten hebben een duidelijke voorkeur
voor het rijke struweel. Het enige opvallende ver
schil in de verspreiding ligt in het feit dat de
Grasmus ook broedt in het lage kruipwilgstruweel,
terwijl de Nachtegaal daar ontbreekt. Van Hape
ren (1979) schatte in 1975 het aantal Nachtegalen
in de Verklikker op 60-80 paar, terwijl in 1990 71-
87 paar geteld werden. Ook de meeste andere stru-
117