oud schroefgaten, maar ook kieren van deuren, de
ruimte achter een bordje of het aankondigingspa
neel van kerkdiensten blijken uitstekende plaatsen
te zijn om een woonbuis aan te leggen. Nieuw
bouw is meestal Segesf/vo-onvriendelijk en bij
restauraties van oude gebouwen, wanneer er op
nieuw wordt gevoegd, gaat menige potentiële
woonplaats verloren. Ieder dorp, iedere stad biedt
echter wel mogelijkheden voor Segestria. Geschik
te gebouwen en muren zijn er altijd wel. Maar wat
bepaalt nu welke soort er te vinden is?
S. senoculata is over ons gehele land verbreid.
Het voorkomen van S. bavarica in Zeeland is niet
zo verbazingwekkend, omdat dit mooi aansluit bij
de populatie van Limburg, N.-Brabant en het Bel
gische Vlaanderen. Een continu verspreidingsge
bied is gemakkelijk te begrijpen. Wanneer aan alle
andere oecologische eisen is voldaan, zal het kli
maat tenslotte wel bepalend zijn: de soort is zo ver
naar het noorden opgerukt als het klimaat toelaat.
Figuur 3: Verloop GDMT isotherm in maart.
Segestria florentina is een mediterrane soort.
Het verspreidingsgebied volgt dat patroon in zeke
re zin. Het potentiële areaal van de olijf wordt
meestal als aanduiding voor het mediterrane ge
bied gebruikt. In Frankrijk komt de olijf b.v. in het
Rhönedal nog vrij noordelijk voor, tot in de de
partementen Ardèche en Dröme, en S. florentina
is daar inderdaad nog te vinden. In het westen van
Frankrijk reikt het verspreidingsgebied ver naar
het noorden, stellig onder invloed van het gema
tigde atlantische klimaat, en bereikt in ieder geval
de noordkust van Bretagne. De verdere versprei
ding in Frankrijk is mij niet bekend. Zoals boven
al aangegeven heb ik in West-Vlaanderen in het ge
bied grenzend an Zeeuws-Vlaanderen tevergeefs
naar florentina gezocht. Ook langs de kust werd
tussen Knokke-Heist en Nieuwpoort, en ook ver
der landinwaarts tot aan Brugge toe, overal bava
rica gevonden en kwam er geen enkele florentina
tevoorschijn. Toch mogen wij niet zo maar de con
clusie trekken dat het klimaat zo noordelijk te on
gunstig is geworden. Tenslotte komt in Zeeland de
soort weer met een rijke populatie voor.
Waarin onderscheidt Zeeland zich nu van de
rest van Nederland? In ieder geval in klimatolo
gisch opzicht. Wie de klimaatskaarten van Neder
land bekijkt ziet dat in de meeste maanden van het
jaar, maar vooral in de wintermaanden januari-
maart, de isothermen voor de gemiddelde dage
lijkse minimumtemperatuur (GDMT) langs de
kust van Holland naar het zuiden lopen om, bij de
Zuid-Hollandse eilanden aangekomen, vervolgens
naar het zuidoosten af te buigen en, afhankelijk
van de temperatuurlijn die men kiest, om Zeeland
heen te lopen. Als voorbeeld: de GDMT isotherm
van 2°C in maart loopt dwars over de Hoekse
Waard richting Roosendaal en kruist de lands
grens waar de Schelde ons land binnenkomt (fig.
3). Hoe die isotherm in België verder loopt weet ik
helaas ni,et. In ieder geval toont het aan dat het kli
maat in Zeeland gemiddeld wat zachter is dan in
de rest van ons land. Klimaat alleen kan de ver
spreiding echter ook niet helemaal verklaren. Twee
oude opgaven voor florentina uit de vorige eeuw
(Becker, 1896) van twee ruïnes in België, de ene
van de abdij van Villers in de provincie Brabant,
de ander van het kasteel Poilvache in de provincie
Namen, gooien roet in het eten. Daarnaast wordt
door Eugène Simon (1914) nog Parijs genoemd, zij
het met de aanduiding „zeldzaam". Deze opgaven
verstoren het beeld enigszins en laten zien dat er
nog veel valt uit te zoeken in en rond Zeeland.
Literatuur
Becker, L. 1896. Les Arachnides de Belgique, 3e partie.
Annales du Mussée royal d'Histoire naturelle de Belgi
que 12: 1-378, pis. 1-28.
Hasselt, A. W. M. van. 1885. Catalogus aranearum Hu-
cusque in Hollandia inventarum. Tijdschrift voor Ento
mologie 28: 113-188.
Simon, E. 1914. Les Arachnides de France 6 (1): 1-308.
Paris.
Rijksmuseum van Natuurlijke Historie,
Raamsteeg 2, 2311 PL Leiden.
27