Landinrichting Ouddorp-West (2) W. Visser De Preekhilpolder Dit artikel zal grotendeels gaan over een klein gebied binnen het landinrichtingsgebied, dat de laatste tijd vaak in de belangstelling heeft gestaan. Gezien de grote natuur- en landschapswaarden zal binnen de landinrichting van onze zijde dan ook de nadruk worden gelegd op het verwezenlijken van de doel stellingen zoals die ondermeer in het streekplan staan, namelijk reservaatvorming van deze unieke pol der. Maar wat maakt deze 25 ha. grote polder zo bijzonder? Ontstaan en geschiedenis De polder gelegen aan de zuidkant van Goeree en grenzend aan de Grevelingen was aanvankelijk een deel van de polder het Oudeland, of land van Die penhorst. Deze polder werd in 1065 bedijkt en vormt de oudste kern van het huidige Goeree. Na de bedijking volgde een lange periode van storm vloeden en kustachteruitgang. De kustlijn ging steeds verder achteruit en in 1717 werd begonnen met de aanleg van de Preekhildijk die in 1723 ge reed was. (zie fig. 1). Hieruit blijkt dat de Preek hilpolder in feite een inlaag is. De situatie bleef nog lange tijd gevaarlijk en er vonden nog vele dijkvallen plaats, zodat in 1880 de „Val" aan de oostkant van de polder kon ontstaan. Sinds die tijd is de vorm hetzelfde gebleven, behalve dat de Preekhildijk is opgegaan in het tracé van rijskweg 57. De oorsprong van de naam Preekhil is niet (ge heel) bekend. In de 15e eeuw wordt ter plaatse ge sproken over een kapel waar zeelui de hemel dank ten voor een behouden vaart. Mogelijk dat er - evenals op Schouwen - met de komst van de Refor matie, „in het verborgen" preken zijn gehouden. Hierover is van Goeree niets bekend. Misschien liggen de restanten van de hil heuvel) in het ta lud van de voormalige zeedijk. De heuvel waarop ooit de zeemanskapel heeft gestaan is evenwel nooit gevonden. Natuurwaarden De natuurwaarden van een gebied worden in hoge mate bepaald door de variatie aan milieutypes. De Preekhilpolder ligt in het overgangsgebied van de Westduinen en de polder het Oudeland. Hierdoor zijn er op vrij korte afstand grote verschillen in grondsoorten, hoogteligging, voedselrijkdom en zoutgehalte. De volgende delen worden aldus on derscheiden: In het zuidwesten een vrij droge, matig voedsel rijke zandbodem met soorten als Kamgras en Ja- PAARDL/1 - Pt_Al T Fig. 1. De Preekhilpolder met legenda over de talrijke dijkvallen. cobskruiskruid en plaatselijk Trilgras, Harlekijn orchis, Maanvaren en Drienervige Zegge. Naar het oosten toe gaat dit gebied over in een meer vochtige en deels slibrijke zandbodem. De kwel is deels zwak brak. Hier groeien soorten als Waternavel, Blauwe Zegge en Slanke Waterbies en minder algemeen Platte Bies, Aardbeiklaver en Zompvergeet-mij-nietje. Dit gebied grenst aan een inlaag met een slib rijke en voedselrijke zandbodem en brakke kwel. Hier is een rietvegetatie ontstaan met zouttoleran- te soorten zoals Zeerus, Zilt Torkruid, Knopbies en Aardbeiklaver. Het noorden en midden van de polder bestaat uit een deels omgezette zandbodem met voedsel rijke en normaal vochthoudende graslanden. Hier zijn nog wat restanten van schurvelingen, maar het oorspronkelijke reliëf is door het landbouwkundig gebruik verdwenen. Door de grote afwisseling heeft het gebied niet al leen een grote botanische waarde. Het is ook het broedgebied van Kievit, Scholekster, Gele Kwikstaart, Veldleeuwerik, Tureluur, Wilde Eend en Slobeend enz. In de inlaag broedt de Bruine 78

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1988 | | pagina 78