Engelse affiche uit de zeventiger jaren. Het was allemaal
vergeefse moeite - het wier breidde zich hier net zo snel
uit als langs de Europese kust.
hinderen dat het bessenwier zich daar zou uitbrei
den, zonder resultaat overigens.
In de Grevelingen blijkt het allemaal nogal mee te
vallen. Allereerst groeit het wier hoofdzakelijk in
ondiep water op een harde ondergrond. In de
praktijk houdt dat in, dat slechts een smalle
strook langs dijken, pieren met grind verstevigde
oevers en de blokkendammen voor oeververdedi
ging met het bessenwier begroeid is. Voor de ple-
ziervaart houdt dat nauwelijks beperkingen in en
de oeverrecreatie concentreert zich toch al bij
voorkeur op zandige strandjes en die zijn voor het
bessenwier ongeschikt als vestigingsplaats. Boven
dien is het wier in de drukste vakantiemaanden ju
li en augustus weer al sterk op z'n retour. Als na
tuurliefhebber zou je graag willen dat het wat
meer overlast bezorgde aan de groeiende stroom
van recreanten die op het Grevelingenmeer zijn
vertier zoekt. Mogelijk dat de bessenwiervelden
ten zuidwesten van de Slikken van Flakkee-Noord
wat helpen om dit grote ondiepwatergebied met
belangrijke natuurfunkties nog rustig te houden.
Op schelpdieren (vnl. mossels en in mindere mate
ook op oesters) gehechte exemplaren van het Ja
pans Bessenwier worden tijdens zomerstormen
soms losgeslagen van hun standplaats en spoelen
dan met de eraanvastzittende schelpen aan op de
oever. Op deze manier is er de laatste jaren een
flinke aanvoer van mosselschelpen die samen met
het wier, zeegras en kokkels zorgen voor de op
bouw van oude en nieuwe schelpenbankjes. Deze
vormen zitplaatsen voor meeuwen en Aalscholvers
en als ze wat hoger geworden zijn, bieden ze
broedgelegenheid voor Kluten en sterns.
Een aanwinst voor de natuur?
Voor de natuur lijkt het Japans Bessenwier in de
Grevelingen een duidelijke aanwinst. Ook met de
gevreesde verdringing van andere wieren blijkt het
zo'n vaart niet te lopen. Wanneer we bijvoorbeeld
Tabel 1. Lijst van vogels en hun voesel in Japans Bessenwiervegetaties.
Aalscholver
Fuut, Middelste Zaagbek
Wilde Eend, Krakeend en Slobeend
Meerkoet
Tureluur, Groenpootruiter en Oeverloper
Kokmeeuw
(in mindere mate ook de overige meeuwen)
Zilvermeeuw
Meeuwen (alle aanwezige soorten)
Spreeuw, Witte Kwikstaart, Steenloper,
Oeverloper en Bontbekplevier
- Foerageert tussen wier op paling en kleine vis.
- Foerageren tussen het wier op garnalen, grondels en overige visjes.
- Foerageren al zwemmend door het wier aan de oppervlakte op vlo
kreeften, aasgarnalen, zeepissebedden, insekten enz. (Mogelijk ook op
plantendelen). Soms vangt een Wilde Eend daarbij wellicht een grondel
(Sterna 32 2).
- duikt in het wier naar klein dierlijk voedsel zoals: eiklonten van wor
men; garnalen; enz.
- Foerageren langs de oever tussen het daargroeiend wier op klein dier
lijk voedsel. Lopen daarbij vaak over de dichte wiermassa aan de opper
vlakte waarin ze een eindje wegzakken.
- Foerageren zwemmend in de, tot aan de oppervlakte komende wierve
getatie. Vangen daar, vooral tegen de avond, veel vlokreeftjes die dan
naar de warmere bovenlaag komen.
- Gespecialiseerde exemplaren zitten de hele dag op vaste uitkijkpunten
bij de oeververdediging die in een aantal duidelijke territoria is opge
deeld. Ze vangen Strandkrabben die tot bovenin het wier geklommen
zijn.
- Na harde wind ligt er in voorjaar en zomer veel Japans Bessenwier op
de oever dat aan schelpen was gehecht. De meeuwen zijn er snel bij om
de volle mosselschelpen leeg te eten, plus wat er verder nog aan dierlijk
materiaal tussen zit.
- Deze vogels komen in hoofdzaak af op insekten, vlokreeften enz. die
op/in het wegrottende aanspoelsel leven.
72