en mensen. De laatste soort plaatst 's zomers zijn kleine fuikjes bij voorkeur aan de rand van en in de bessenwiervegetatie. Hoewel ze „volgens zeg gen" vaak niets anders als krabben vangen - de fui ken zitten er inderdaad barstensvol mee - lijkt de vangst de moeite toch wel te lonen. Naast de al genoemde vogels zijn er nog tal van anderen die een deel van hun kostje tussen het Ja pans Bessenwier opscharrelen, een samenvatting daarvan wordt in Tabel 1 gegeven. Verschillende dieren die normaal op de bodem of harde voorwerpen vastzitten zoals zeeanemonen, manteldieren, zakpijpen en kolonies mosdiertjes kunnen we op de voet en de stammetjes van het wier aantreffen. Vooral het kolonie vormend man- teldier: Geleikorst, de kwalpoliep: Klein Tandho- renkoraal en de mosdiertjeskolonie: Fijne Vliescel- poliep, komen we heel vaak tegen. Bij het wier wemelt het van de slakken, met name Fuikhoorn en Gewone Alikruik. Alikruiken klimmen dikwijls in het bessenwier omhoog- op dagen met weinig wind kunnen we 's zomers honderden exemplaren boven water over de dichte vegetatie zien kruipen. Hiermee wil ik deze opsomming beëindigen. On getwijfeld zijn er nog veel meer dan de hier ge noemde betrekkingen tussen plant en dier, die mij als oppervlak(kige) waarnemer zijn ontgaan. Japans Bessenwier, lastig? Waar men bij de komst van het wier vooral be ducht voor was, was de overlast die de dichte be groeiing aan de pleziervaart en de oeverrecreatie zou kunnen veroorzaken. Aanleiding daartoe wa ren verhalen uit Amerika over dichtgroeiende ha vens, vastlopende buitenboordmotoren en verdrin ging van andere planten door het bessenwier. Vooral in Engeland was men er fel op om te ver- 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1988 | | pagina 71