V}/ r
Nu het water in de Oosterschelde wat meer helder
is geworden vanwege een lagere stroomsnelheid
door de afsluiting met de stormvloedkering zal het
bessenwier zich hier misschien ook iets verder
kunnen uitbreiden.
In de Grevelingen waar op veel plaatsen dezelfde
omstandigheden heersen kon het Japans Bessen-
wier zich snel uitbreiden (fig. 1). Nienhuis (3) con
cludeert in 1983 dat het wier toen in de Grevelin
gen zo'n beetje alle geschikte plaatsen bezet had
en dat er bij de geschatte 29 ha. maar weinig meer
bij kon komen. Toch heeft het zich sindsdien nog
aanzienlijk verder uitgebreid. Vooral ten zuiden
van de Slikken van Flakkee-Noord kwamen hele
velden tot ontwikkeling op wilde mosselbankjes.
Deze velden zijn over het algemeen minder dicht
als de begroeiing op de stevige oeverzone. Naar
(mijn) schatting bedraagt het areaal Japans Bes-
Japans Bessenwier Sargassum muticum
Met het voetje (hechtschijf) staat het wier muurvast op een steenach
tige ondergrond en op schelpen. Vanuit de voet vertakken zich één
of meerdere taaie stengels (assen) die meer dan twee meter lang kun
nen worden. Deze stengels zijn dicht bezet met blaadjes en drijf-
blaasjes (de „bessen"). De onderste blaadjes zijn onregelmatig gekar
teld en langwerpig, meer naar boven worden ze lijnvormig of
ontbreken tenslotte geheel. Bovenin de planten zien we veel kegelvor
mige verdikkingen (receptacula) waarin de voortplantingsorganen,
zowel mannelijk als vrouwelijk zitten. Hieruit komen de jonge kiem-
planten vrij, wat ook nog lange tijd nadat de stengels van de moeder
plant zijn losgeslagen kan gebeuren. Dit verklaart tevens de snelle
verspreiding langs de Europese kust.
In de Grevelingen komt het meeste bessenwier voor op een diepte van
0,5 - 2 meter. Dieper, tot een meter of vijf, komt het ook wel voor
maar in veel ijlere vegetaties of slechts enkele verspreide planten.
Jaarcyclus in de Grevelingen
In de winter blijven alleen de voetjes over. Deze beginnetfin-hét vroe
ge voorjaar (omstreek februari/maart) snel uit te lopenj&dat begin
april al heel wat forse planten aanwezig zijn. De groei gaat bnyermin1
derd door tot half juni, daarna slaan er bij stormachtigeVmd steeds
meer slierten wier los van de voetjes. Deze liggen samen mét geheel
losgeslagen struiken die op schelpen of kleine keien waren ggiteght,
op warme dagen massaal te rotten. De .stoffen die daarbij vfJjkomèïF
schijnen ook voor het omringende, nog vastzittende wier niet érg be
vorderlijk te zijn. Want al snel vallen er dan grote gaten in-déwëgi
tie. De sterk uitgedunde begroeiing valt dan in de loop van de nazo
mer in een langzamer tempo uit elkaar. Jonge kiemplanten hebben
inmiddels wel of niet een goed plekje gevonden en zijn daar verder
uitgegroeid, maar ook van hun blijft tegen de winter alleen het voetje
Vestigingsverloop van Japans Bessenwier in de Grevelin
gen (naar Nienhuis). Duidelijk is dat de vestiging nabij
het inlaatwerk in de Brouwersdam begonnen is en van
daar in de volgende jaren snel in oostelijke richting ver
schuift.
69