Eveneens aan de voet van een helmpol ontdekten we enkele jaren geleden op een excursie van de Ne derlandse Mycologische Vereniging een soort die in Nederland enkele weken daarvoor voor het eerst in het Waddengebied gesignaleerd was: Hohenbu- ehlia culmicola. Het is een plaatjeszwam zonder steel die alleen aan de voet van helmpollen voor komt. Voorzover bekend is de vondst op de Kwade Hoek nog steeds de enige uit het Deltagebied. Zandtulpje. Foto: Chiel Jacobusse. Het Zandtulpje Peziza ammophila is een licht bruine bekerzwam die grotendeels in het zand in gegraven is. De randen van het bekervormige vruchtlichaam scheuren bij het uitgroeien in, en de slippen buigen daarbij naar buiten. Zo lijkt deze zwam inderdaad veel op een bloeiende tulp. Hoe wel het zandtulpje ook aan de buitenzijde van de duinen te vinden is heb ik de indruk dat het aan de lijzijde - in het wat beschutter milieu - meer voorkomt. Datzelfde geldt ook voor de duinstinkzwam Phal lus hadriani, een nauwe verwant van de in bossen \oorkomende Grote stinkzwam Phallus impudi- cus. Het vruchtlichaam van stinkzwammen heeft in jonge toestand de vorm van een ei, dat voor de helft in de bodem is ingegraven. („Duivelsei"). Als dit „ei" openbarst groeit daaruit een witte,~ruw- mazige steel met aan de top een klokvormige hoed die bedekt is met een donkergroene laag waarin de sporen zitten. De paddestoel verspreidt een door dringende aasgeur, waarop allerlei insekten afko men. Deze verspreiden de groene kleverige laag, en daarmee de sporen. Daarna wordt de structuur van de hoed zichtbaar, die wel een beetje doet den ken aan een honingraat, of om in de paddestoe lensfeer te blijven - aan de hoed van een Morielje. De - in de Verklikker talrijke - Duinstinkzwam on derscheidt zich van de Grote stinkzwam door de kleur van het „ei". Dit is bij de Duinstinkzwam ro- zelila en bij de gewone stinkzwam wittig. Nadat de paddestoel is uitgegroeid, zit de onderste helft van het ei rond de voet van de steel en ook dan is de roze tint nog goed waarneembaar. Een laatste soort die niet onvermeld mag blijven is de Zeeduinchampignon Agaricus devoniensis. Het is een typische champignon met een tot 15 cm gro te witte hoed en een dunne, vluchtige ring. Het vlees verkleurt bij kneuzing roodachtig. Ook deze soort houdt zich in het algemeen op aan de lijzij de, en is in de Verklikker ook nog veel verderop in de duinen te vinden. Maar dan zit je alweer in veel meer uitgestabiliseerde situaties, waar het aantal soorten, zowel op Schouwen als op Goeree, in de vele honderden loopt. En het aardige van de bui tenduinen is nou juist dat ze zich door het kleine aantal gespecialiseerde soorten uitstekend lenen voor wat „vingeroefeningen". Duinstinkzwam. Folo: Chiel Jacobusse. 67

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1988 | | pagina 67