fT de westelijke vorm (Emberiza spodocephala spo- docephala) uit Midden-Siberië, die overwintert in Oost-China en op Taiwan. Het bleek dus een echt bijzondere vangst te zijn. Zeldzaamheden in 1987 Ook dit seizoen waren er weer bijzonderheden: Op 18 oktober de vangst van een Dwerggors, de vierde voor de baan. Sinds 1967 hadden we die niet meer gevangen. Op 19 oktober de vangst van de zesde Witkopgors en op 2 november vingen we bijna de zevende Wit kopgors. Het scheelde maar 10 centimeter. Wit kopgorzen waren sinds 1980 niet rond de baan gezien. Op 19 oktober ook de vangst van een wel heel Iaat doortrekkende Ortolaan. Normaal zie je ze na 1 oktober niet meer. De vorige vangst was 15 jaar geleden. Overige zangvogels Na de zeldzaamheden wat eerste waarnemingen, vangsten of laatste waarnemingen: eerste Keep op 28 september eerste IJsgors op 6 oktober eerste Europese Kanarie op 12 oktober laatste Huiszwaluw op 19 oktober laatste Gierzwaluw op 20 oktober laatste Boerenzwaluw op 3 november De Zwarte Roodstaart zagen we tussen 2 oktober - eerste exemplaar - met een maximum op 20 okto ber - zes exemplaren - en de laatste op 1 november. Roodborsttapuiten trokken vooral door in de tweede helft van september; op 21 september 2 exemplaren. Beflijsters waren er heel kort, 23 en 24 oktober. Op de laatste dag minstens 3, mogelijk 4 exemplaren. Op 21 augustus zagen we 1 Grauwe Klauwier. De natte en winderige zomer speelde ons ook par ten bij de vangst van de echte zomervogels. Weinig Fitissen, Nachtegalen, Gekraagde Rood staarten (slechts 4 vangsten). Nadat we de laatste jaren wat verwend waren met nieuwe soorten voor de vinkenbaan, bleef een no vum dit seizoen uit. Wel vingen we een nieuwe on dersoort. Op 3 september verschalkten we 3 Noordse Gele Kwikstaarten waaronder 1 uitgekleurde, overjarige man. Waarschijnlijk zitten er tussen de jonge Gele Kwikstaarten wel meer Noordse jonge vogels, maar deze zijn vrijwel niet te onderscheiden van de „gewone" Motacilla flava flava. De latijnse naam voor de Noordse Gele Kwikstaart luidt: Mo- Vuurgoudhaantje cr, 1 ex. gevangen in '87. Foto: Henk Harmsen. tacilla flava thunbergi. Een soort die we de laatste jaren zo nu en dan (1 exemplaar per jaar) sporadisch vingen, kregen we nu 7x in handen. Dat het de Kleine Karekiet voor de wind gaat was ons bekend, maar van zo'n toe name kijk je toch wel even vreemd op. De slootvogels Torenvalken zien we het gehele seizoen bijna dagelijks, meestal 1 (dezelfde?) per dag, een enkele maal 2 exemplaren. Sperwer: een zeer vroege vangst op 24 augustus van een jonge man. Vanaf half september vrij wel dagelijks waargenomen. Sterke doortrek rond 1 oktober; vangsten op 1, 2 en 3 oktober resp. 2-4-2 exemplaren. Zoals altijd vingen we veel meer mannen dan vrouwen, nl: 17 tegen 3. Onze lokvogels (vink- grootte) oefenen op de mannen grotere aan trekkingskracht uit. Twee van de drie vrouwen vingen we op de lokspreeuw, wat kennelijk een betere prooigrootte voor een vrouw is. Bruine Kiekendieven bijna dagelijks tussen 1 en 30 september waargenomen, soms 3 exem plaren tegelijk. In oktober worden de waarne mingen zeldzamer. De laatste zagen we op 19 oktober. Blauwe Kiekendief: vanaf 30 september vrijwel dagelijks tot het eind van het seizoen waarge nomen. Soms 2, een enkele maal 3 tegelijk. Smelleken: 3 waarnemingen, nl. op 14 oktober, 31 oktober en 9 november. Buizerd: tussen 14 oktober en 8 november niet dagelijks waargenomen. Op 19 oktober echter 3 exemplaren tegelijk gezien. Rode Wouw: 1 exemplaar op 5 november gezien. Wespendief: I waarneming op 20 augustus. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1988 | | pagina 5